De verantwoordelijkheden van leiders en werkers (11)
Tijdens de vorige bijeenkomst hebben we gecommuniceerd over punt negen van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers: “Geef de verschillende werkregelingen van Gods huis nauwkeurig door, vaardig ze uit en voer ze uit in overeenstemming met de vereisten ervan. Geef daarbij leiding, houd toezicht en spoor aan, en inspecteer en neem naar aanleiding daarvan maatregelen ten aanzien van de stand van zaken van de uitvoering.” We hebben gecommuniceerd over de verantwoordelijkheden die leiders en werkers moeten vervullen en het werk dat ze moeten doen, en we hebben ook enkele gedragingen van valse leiders ontleed. Hoewel we niet specifiek hebben gecommuniceerd hoe leiders en werkers elke werkregeling moeten implementeren, hebben we wel specifiek gecommuniceerd over de principes voor het implementeren van die regelingen, en ook over wat leiders en werkers moeten doen. Heeft onze communicatie over punt negen jullie een specifiekere en nauwkeurigere definitie gegeven van het werk dat leiders en werkers moeten doen? Is het jullie nu duidelijk welk werk leiders en werkers moeten doen? Het belangrijkste voor hen is het werk uit te voeren volgens Gods vereisten en de werkregelingen van Zijn huis. Daar komt het in wezen op neer. Nu is het voor ons allemaal duidelijk. Welk werk leiders of werkers in Gods huis moeten doen en wat hun verantwoordelijkheden zijn, zou in punt negen zeer specifiek gecommuniceerd moeten zijn. Het is in wezen alomvattend. De reikwijdte van hun verantwoordelijkheden is afgebakend, en het werk dat ze moeten doen, en ook hoe ze het moeten doen, is ook duidelijk uiteengezet. Als iemand, nu het duidelijk is uiteengezet, nog steeds niet weet hoe hij concreet werk moet doen, dan komt dat door een zwak kaliber. Dat is het soort valse leider dat geen werk kan doen. Er is nog een ander soort valse leider dat werk alleen regelt op basis van zijn eigen noties en verbeeldingen, en mensen lukraak inzet, wat tot inefficiëntie en chaos leidt. Het werk wordt niet alleen niet goed gedaan, ze maken er een complete puinhoop van, waardoor het werk volledig vastloopt. Valse leiders zullen de werkregelingen nooit implementeren, laat staan echt werk doen. Ze doen alleen het werk dat ze leuk vinden en richten zich alleen op algemene zaken; als ze werken, kunnen ze alleen maar bevelen geven en holle leuzen en doctrines roepen. Ze controleren het werk nooit, en het kan hun ook niet schelen of het effectief is geweest. Dit is één soort valse leider. Kortom, of iemand als leider nu geen echt werk kan doen of geen echt werk doet – wat de omstandigheden ook zijn – als hij de verantwoordelijkheden van leiders en werkers niet kan vervullen of het werk van Gods opdracht niet kan doen, en als hij er niet in slaagt de verschillende werkzaamheden die door Gods huis zijn geregeld te implementeren, dan is hij een valse leider.
Hebben jullie nu, door onze communicatie over de negen verantwoordelijkheden van leiders en werkers en onze ontmaskering van de verschillende manieren waarop valse leiders zich manifesteren, enige basiskennis en begrip gekregen van hoe je de verantwoordelijkheden van leiders en werkers moet vervullen? (Ja.) Vinden jullie het werk van Gods huis dan makkelijk? Zijn de vereisten voor de mens hoog? Zijn ze buitensporig? (Ze zijn niet hoog; het zijn allemaal vereisten waaraan we kunnen voldoen.) Zijn er leiders en werkers die zeggen: “Er zijn te veel soorten werkzaamheden die Gods huis van ons vereist. Hoe hoger een leider staat, hoe groter de reikwijdte van zijn werk en voor hoe meer werkzaamheden hij verantwoordelijk is. Als we dat werk goed willen doen en het geïmplementeerd zouden willen zien volgens de vereisten van de Boven – dan zouden we sterven van uitputting, nietwaar?” Is er ooit iemand bezweken onder de uitputting door alle concrete werkzaamheden goed te hebben gedaan, door elke werkzaamheid naar behoren te hebben geïmplementeerd? (Nee.) Is er iemand ziek geworden van uitputting? Is er iemand zo druk dat hij geen tijd heeft om te eten of te slapen? (Nee.) Sommigen zeggen misschien: “Wat bedoel je met nee? Sommige mensen raken wel degelijk uitgeput door het kerkelijk werk, omdat ze lange tijd niet regelmatig kunnen eten, of niet op een gereguleerde manier kunnen werken en pauzeren, met een goede balans tussen inspanning en ontspanning. Uiteindelijk worden ze ziek van uitputting.” Hebben jullie wel eens van een dergelijke situatie gehoord? (Nee.) Is er iemand die na het horen van punt negen en het zien van de specifieke inhoud van de verschillende werkzaamheden in Gods huis, evenals de vereiste normen voor leiders en werkers bij het doen van dit specifieke werk, bang is geworden? Voelen ze: het is niet makkelijk om een leider of werker te zijn. Wie zou dit werk goed kunnen doen zonder een gezond lichaam, een goed kaliber, een ruim hart en bovenmenselijke energie en kracht? Heeft iemand dit wel eens gedacht? Is dit en geldige gedachte? (Nee.) Waarom is die ongeldig? Ten eerste, bij het uitvoeren van het werk van Gods huis moeten leiders en werkers, ongeacht hun rang en of hun verantwoordelijkheid veelomvattend is of voor een enkele werkzaamheid, op zijn minst hun primaire werk goed doen, met hooguit één of twee extra werkzaamheden. Zelfs als ze belast zijn met veelomvattend werk, betekent dat niet dat ze alles moeten controleren of leiding moeten bieden. Ze moeten zich richten op het leiden van het meest cruciale werk, of tegelijkertijd aandacht besteden aan de zwakke schakels in bepaalde werkzaamheden. Sommige mensen zijn misschien energiek, hebben een sterk verantwoordelijkheidsgevoel en een goed kaliber, en zijn in staat om een breed scala aan veelzijdig werk te doen, maar hun hoofdwerk bestaat voornamelijk uit slechts één of twee werkzaamheden. Bij ander werk hoeven ze er alleen maar naar te informeren, navraag te doen, het te proberen te begrijpen en alleen de problemen op te lossen die ze ontdekken. Dat is één aspect. Een ander aspect is dat zelfs als ze tegelijkertijd meerdere werkzaamheden aanpakken, ze voor de uitvoering daarvan alleen maar hoeven te vertrouwen op de hoofdverantwoordelijken. Het enige wat zij doen is toezicht houden op de verschillende werkzaamheden, ze controleren en aansturen; het hoofdwerk dat ze zelf moeten doen, is nog steeds een enkele werkzaamheid. En raak je uitgeput van het uitvoeren van een enkele werkzaamheid? (Nee.) Als het kaliber van de persoon voldoende is en zijn geest flexibel, zal hij het werk redelijk organiseren wat betreft tijdsverdeling en efficiëntie. Hij zal niet in een ongeorganiseerde warboel belanden, zonder mogelijkheid op vooruitgang. Hij zal niet de indruk geven het enorm druk te hebben – hij zal volgens een vastgestelde routine werken – maar het werk zal niet inefficiënt zijn en het zal goede resultaten opleveren. Dat is iemand met kaliber, die weet hoe hij mankracht en tijd redelijk moet verdelen. Mensen zonder kaliber of met een zwak kaliber maken er een puinhoop van, welk werk ze ook doen. Dit soort mensen lijken elke dag rusteloos rond te rennen, maar waar ze het druk mee hebben, kunnen ze zelf niet met zekerheid zeggen. Ze hebben geen planning, geen tijdsbesef. Ze staan vrij vroeg op en gaan vrij laat naar bed, ze kunnen niet op vaste tijden eten – maar gezien de efficiëntie van het werk, doen ze helemaal geen echt werk. Is dit geen geval van een buitengewoon zwak kaliber? (Dat is het.) Een dergelijk persoon lijkt elke dag rusteloos rond te rennen, maar hij kan de kern van het werk niet vatten, noch kan hij wat dringend is onderscheiden van wat kan wachten, en hij is inefficiënt in het oplossen van problemen. Dit vertraagt het werk. Hij maakt zich innerlijk enorm druk en krijgt van de stress aften in zijn mond. Maar zelfs in deze gevallen storten ze niet in van uitputting. Mensen met een zwak kaliber werken misschien meer dan acht uur per dag, maar de efficiëntie van hun werk is veel lager dan die van mensen met een goed kaliber. Dus ze moeten wel druk bezig zijn, nietwaar? Dat zouden ze moeten zijn – zelfs als ze druk bezig zijn, kunnen ze geen resultaten behalen; als ze niet bezig zouden blijven, zou het werk verlamd raken. Dit is iemand met zo'n zwak kaliber dat hij het werk niet aankan of op zich kan nemen. Verder zijn er veel werkzaamheden in het werk van Gods huis, en de vereisten zijn enigszins streng wat betreft personeel en tijd. Bij de meeste mensen is het zo dat, wanneer ze het wat drukker hebben, dit is omdat ze naar uitmuntendheid streven en goede resultaten willen behalen, omdat het werk van Gods huis anders is dan dat van de bedrijven en fabrieken van de ongelovige wereld. Die eisen economisch voordeel, terwijl wij de nadruk leggen op de resultaten van het werk. Maar omdat de meeste mensen een zwak kaliber hebben, zonder principes en buitengewoon inefficiënt zijn in hun werk, kost het hen meer tijd om resultaten te produceren. Hebben de meesten van jullie nu geen negatieve gedachten meer over de verantwoordelijkheden van leiders en werkers? Eén ding is zeker: leiders en werkers zullen niet instorten van uitputting door te werken volgens de vereisten van Gods huis. Naast deze externe, objectieve factoren is er nog iets waar je zeker van kunt zijn: als iemand een last draagt en een bepaald kaliber bezit – en vergeet niet dat er ook het werk van de Heilige Geest is – dan zal de Heilige Geest hem, wanneer hij met onvoorziene problemen of onbekende zaken wordt geconfronteerd, voortdurend herinneren, verlichten en helpen. Het werk van de kerk berust niet volledig op menselijke kracht, energie en lasten; een deel ervan moet afhankelijk zijn van het werk en de leiding van de Heilige Geest, zoals de meeste mensen hebben ervaren. Dus, hoe je het ook bekijkt, het vervullen van hun verantwoordelijkheden is een taak die een leider of werker moet volbrengen. Het is geen extra vereiste voor hen. Wanneer ongelovigen in de wereld werken, handelen ze op basis van hun persoonlijke kaliber. Een plicht doen in Gods huis is anders: wil men resultaten bereiken, dan moet men niet alleen handelen op basis van zijn kaliber, maar ook vertrouwen op zijn begrip van de principes van de waarheid. Soms moeten ze elkaar ook helpen en in harmonie samenwerken om hun plicht goed te doen. Sommigen vragen misschien: “Vereist het werken in Gods huis dat we, zoals een gezegde luidt, ‘onszelf volledig opofferen en dienen tot de dood erop volgt’? Of dat we, zoals een dichter schreef, ‘onze laatste levensadem uitblazen in dienstbaarheid’ – moeten we dat bereiken? Is Gods huis pas klaar met ons als we sterven van uitputting?” Is dit wat God van de mens vereist? (Nee.) Onze communicatie over de vereisten voor de verantwoordelijkheden van leiders en werkers is slechts bedoeld om mensen duidelijkheid en begrip te geven over hoe ze moeten meewerken aan Gods werk volgens de door Hem vereiste principes van de waarheid en werkmethoden, zodat Zijn werk op een ordelijke, effectieve manier kan voortgaan. Enerzijds gaat het om het ontwikkelen en verspreiden van het werk, en anderzijds om ervoor te zorgen dat Gods woorden en werk het beoogde effect hebben op Zijn volgelingen. Dit zijn de verantwoordelijkheden van leiders en werkers, en wat ze in hun werk moeten bereiken.
Artikel tien:. Beheer de verschillende materiële zaken van Gods huis (boeken, diverse apparatuur, graan, enzovoort) naar behoren en verdeel ze verstandig, en voer regelmatig inspecties, onderhoud en reparaties uit om schade en verspilling te minimaliseren; voorkom tevens dat boosaardige mensen er bezit van nemen.
Vandaag gaan we verder met de communicatie over punt tien van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers: “Beheer de verschillende materiële zaken van Gods huis (boeken, diverse apparatuur, graan, enzovoort) naar behoren en verdeel ze verstandig, en voer regelmatig inspecties, onderhoud en reparaties uit om schade en verspilling te minimaliseren; voorkom tevens dat boosaardige mensen er bezit van nemen.” Punt negen is een relatief uitgebreide vereiste voor leiders en werkers. Punt tien is een ander groot onderdeel van het werk, dat nog een specifieke vereiste voor de verantwoordelijkheden van leiders en werkers vormt. Dit deel van het werk heeft betrekking op voorwerpen die toebehoren aan Gods huis. Een deel daarvan wordt aangeschaft om te voorzien in de levensbehoeften van mensen die hun plichten fulltime vervullen, en een ander deel bestaat uit apparatuur, materialen, enzovoort, die worden gekocht voor het werk van de evangelieverspreiding. Er zijn ook boeken met Gods woorden en dergelijke zaken die verband houden met het binnengaan in het leven van de broeders en zusters, en die door Gods huis bewaard moeten worden. Dit zijn goederen die verband houden met het geloof van mensen in God. In totaal zijn er drie categorieën: benodigdheden voor het leven, voor het werk en voor het geloof in God. Of deze voorwerpen nu door Gods huis zijn gekocht of door broeders en zusters zijn geschonken, zodra ze in het bezit van Gods huis komen, wordt dit een kwestie van het beheer en de verdeling van materiële voorwerpen door leiders en werkers. Hoewel dit werk van buitenaf misschien niet zo belangrijk lijkt in vergelijking met het kerkelijk leven, administratief werk of professioneel werk, en niet iets is wat op de agenda hoeft te staan, is het toch een belangrijke taak die leiders en werkers moeten uitvoeren. De verschillende voorwerpen van Gods huis zijn van invloed op het werk, het leven, de studies en al dergelijke zaken van alle personen die hun plicht doen, de bewaring en verstandige verdeling ervan zijn dus erg belangrijk en mogen niet over het hoofd worden gezien.
Zorgvuldige bewaring
Als leiders en werkers is het, naast het goed doen van het administratieve werk van de kerk en het zorgen voor een goed kerkelijk leven, nog wezenlijker om het werk van de evangelieverspreiding en de verschillende bijbehorende werkzaamheden goed te doen. Daarnaast moeten de verschillende materiële zaken van Gods huis ook op de juiste wijze worden beheerd. Deze dingen moeten goed worden bewaard; laat ze niet beschimmelen of door ongedierte worden aangetast, en laat niet toe dat mensen ze zich toe-eigenen alsof het hun privé-eigendom is. Gods huis heeft ook specifieke vereisten en stappen voor hoe leiders en werkers dit werk goed moeten doen. Ze moeten beginnen met te controleren of de personeelsleden die deze zaken beheren geschikt en verantwoordelijk zijn, of ze weten hoe ze die moeten beheren en of ze hun verantwoordelijkheid nauwgezet kunnen vervullen – of deze dingen in hun handen veilig bewaard zullen worden. Bij het bewaren van graan bijvoorbeeld: is de bewaarplaats tijdens het regenseizoen – wanneer het weer vochtig is en er veel regen valt – klam? Controleren de personen die dit beheren het tijdig? Als het graan toch vochtig wordt, halen ze het dan naar buiten om te drogen? Beheren ze deze dingen net zo zorgvuldig als wanneer het hun eigen eigendommen zouden zijn? Hebben ze zulke menselijkheid? Hebben ze zulke trouw? Ze moeten beginnen met het doorlichten van de personen die deze zaken beheren, om te zien hoe hun menselijkheid is en of ze een geweten hebben en deugdzaam zijn. Wat doe je als iemands menselijkheid op het eerste gezicht goed lijkt, hij of zij goedhartig is en de meesten positief over hem of haar spreken, maar je nog niet weet of diegene geschikt is om de zaken van Gods huis te beheren? Je moet het nalopen, de zaken controleren en toezicht houden. Na verloop van tijd moet je navraag doen om te zien of de beheerder zijn of haar verantwoordelijkheid heeft vervuld. Bij graan bijvoorbeeld is vocht de grootste zorg. De beheerder dient te controleren of de graanschuur vochtig is en of er kans is op insecten in het graan, en hij dient iemand te zoeken die er verstand van heeft, om deze te raadplegen en te begrijpen welke werkwijzen kunnen garanderen dat het graan niet vochtig wordt, beschimmelt of door insecten wordt aangetast. Nadat het graan is opgeborgen, dient men de graanschuur regelmatig te controleren of de ramen open te zetten voor ventilatie. Dat zou pas echt het vervullen van de eigen verantwoordelijkheid zijn. Als de beheerder het initiatief neemt om deze dingen te doen zonder daartoe aangespoord of daaraan herinnerd te hoeven worden, dan is die persoon betrouwbaar, wat geruststellend is. En hoe zit het dan met de personen die de verschillende soorten apparatuur beheren – zijn zij geschikt voor de taak? Dat weet je nog niet; je moet hen ook controleren. Hoe wordt de meeste apparatuur – elektronica, meubels, apparaten, enzovoort – bewaard als deze normaal gesproken niet in gebruik is? Zorgt de beheerder ervoor en onderhoudt hij die? Voert hij regelmatig controles uit op de elektronica door ze aan te zetten en te laten opstarten? Door navraag te doen, kom je er misschien achter dat de beheerder van deze zaken dit regelmatig doet. Die spullen staan daar misschien ongebruikt, maar er ligt geen stof op, wat betekent dat iemand vaak langskomt om ervoor te zorgen – je zult zien dat hun beheerder betrouwbaar is, dat hij zijn of haar verantwoordelijkheid vervult. Dan kun je gerust zijn. Er zijn ook boeken met Gods woorden. Geen van deze boeken zijn gemakkelijk verkrijgbaar, en bovendien zijn de boeken met Gods woorden voor iedereen die in God gelooft belangrijker dan wat dan ook – belangrijker dan graan, elektronica of enig ander voorwerp. Met deze zaken is het dus des te meer zaak dat je de juiste persoon vindt om ze te beheren en de juiste plek om ze op te bergen. Goede ventilatie, toezicht en inspectie zijn eveneens noodzakelijk – men kan niet toelaten dat de boeken vochtig of nat worden, of door muizen worden aangevreten. Op al deze zaken moet worden toegezien. Dus, zijn de mensen die dergelijke zaken beheren geschikt voor de taak? Ook dit moet je vaak controleren. Als de beheerders lui, nalatig en slordig zijn, zullen sommige voorwerpen beschadigd raken, zo niet door vocht en schimmel, dan wel door insecten. Dit zijn allemaal verliezen, veroorzaakt door nalatig toezicht en gebrekkige inspectie van de kant van de leiders en werkers. Als de beheerders naar behoren voor de voorwerpen zorgen, is deze verantwoordelijkheid van de leiders en werkers vervuld. Of de voorwerpen nu groot of klein zijn, en of ze nu vaak worden gebruikt of niet, zolang ze tot een categorie van voorwerpen behoren die eigendom zijn van Gods huis, moet er geregeld worden dat iemand ze beheert. Een voorwerp dient veilig te zijn, wat voor soort het ook is en waar het ook wordt opgeslagen, en er moet voor worden gezorgd dat er niets mis mee gaat. Dat is wat het betekent om trouw en verantwoordelijk te zijn. Als iemand die de zaken beheert ongeschikt blijkt te zijn, wat moet er dan gebeuren? Zijn of haar plicht moet onmiddellijk worden aangepast en er moet een vervanger voor hem of haar worden gevonden. Er zijn bijvoorbeeld mensen die leeglopers zijn, die wel van eten maar niet van werken houden en geen enkele verantwoordelijkheid nemen. Ze gaan nonchalant om met de zaken van de kerk, alsof het openbaar bezit is, en denken dat het wel goed is zolang er niets verloren gaat. Of die zaken beschimmeld of door ongedierte aangetast zijn, of dat er iets beschadigd is, interesseert hen niet en ze vragen er ook niet naar. Telkens als je het hun vraagt, zeggen ze dat ze zijn gaan kijken en dat alles in orde is. In werkelijkheid zijn ze al een hele tijd niet meer wezen controleren. En dan komt er een dag dat iemand plotseling ontdekt dat het graan beschimmeld is, dat de bedrading van sommige apparatuur door muizen is doorgeknaagd, en dat zelfs de boeken met Gods woorden zo vochtig zijn geworden dat het schrift erin wazig en onduidelijk is. Om daar dan pas achter te komen – is dat niet te laat? (Ja, de schade is al aangericht.) Dat is het gevolg van onjuist beheer. Is de persoon die het beheert dan niet ongeschikt? Is zijn of haar menselijkheid niet slecht en is hij niet immoreel? (Zeker.) Ongelovigen zouden zo iemand immoreel noemen; wat zeggen wij? Dat de menselijkheid van deze persoon slecht is, dat hij niet trouw is. Zelfs die kleine verantwoordelijkheid kan hij niet vervullen; zelfs iets wat iemand met een beetje moeite, met een beetje geweten en menselijkheid, zou kunnen doen, krijgt hij niet voor elkaar. Is zo iemand nog een gelovige in God? Zelfs onder ongelovigen geldt het principe ”Doe je best om getrouw vol met die dingen te werken die anderen jou hebben toevertrouwd” – deze persoon voldoet zelfs niet aan de minimale morele standaard van ongelovigen, dus is hij overduidelijk ongeschikt om als beheerder van de zaken te dienen. Tegen ongeschikte mensen moeten onmiddellijk maatregelen worden genomen en er moeten geschikte vervangers worden gevonden. Als je de beheerders niet vertrouwt en je zelf geen tijd hebt om te controleren, of als je de zaken vanwege een bepaalde reden niet kunt nalopen en inspecteren, wat moet er dan in dat geval gebeuren? Je kunt de beheerder een garantieverklaring laten opstellen, waarin staat dat als er schade is aan de zaken die hij beheert, hij die zal vergoeden, of bereid is elke vorm van straf van Gods huis te aanvaarden. Het moet worden opgelost volgens de administratieve voorschriften. Als een leider of werker zijn of haar werk tot op dit niveau kan doen, dan vervult hij zijn of haar verantwoordelijkheid.
Elk materieel voorwerp van Gods huis, ongeacht of het groot of klein is, duur of goedkoop, of het voor u van nut is of niet: als u de taak krijgt het te beheren, dan is het uw verantwoordelijkheid. Dit werk valt binnen het bereik van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers. U dient dus de juiste persoon en de juiste plek te vinden om de voorwerpen naar behoren te bewaren. Sta niet toe dat de voorwerpen van Gods huis beschadigd raken. Een voorbeeld is het bewaren van boeken met Gods woorden. Nadat een leider of werker geschikte personen heeft aangesteld, moet hij er nog steeds van tijd tot tijd naar informeren: “Er zijn de laatste tijd veel boeken uitgedeeld, maar wees niet nalatig, ook al zijn er minder over. Het belangrijkste bij het bewaren van boeken is dat men ze niet vochtig laat worden of door de zon laat beschadigen, en ervoor zorgt dat ze niet worden geplet of vervormd.” Ze behoren er van tijd tot tijd naar te informeren en navraag te doen. Als er nieuwe boeken zijn aangekomen, moet hij vragen hoe goed ze worden bewaard; of er voor alle boeken voldoende ruimte is op de oorspronkelijke plek, en zo niet, of er een andere plek is gevonden. Hij moet ook vragen hoe die plek is, of die veilig en droog is; of de boeken goed zijn opgeborgen; en als men zich zorgen maakt over muizen, of het nodig is een kat te houden. Al dergelijke zaken behoren tot de taken van leiders en werkers, en het is hun verantwoordelijkheid deze te vervullen. Dit werk lijkt misschien wat onbeduidend, maar het is ook een van de taken die leiders en werkers regelmatig behoren uit te voeren. Onderschat het niet; neem het serieus. Die dingen zijn misschien openbaar bezit en behoren niemand persoonlijk toe, maar ze moeten wel goed worden bewaard. Ongeacht of ze voor u van nut zullen zijn en ongeacht of ze voor uw gebruik zijn, is het uw verantwoordelijkheid om ze goed te bewaren. Dit is een taak die u toevalt, en u dient geen enkele reden of excuus te zoeken om de taak af te schuiven en er geen aandacht aan te besteden. Zolang iets tot uw verantwoordelijkheid behoort, is het iets wat u dient te beheren, werk dat u moet doen. U dient overal navraag naar te doen en proberen de dingen te begrijpen, of er persoonlijk bij betrokken te zijn. Als u tijd hebt om ter plaatse te gaan kijken, is dat natuurlijk beter. Maar als de omstandigheden dat niet toelaten, of als u het te druk hebt met werk, dient u nog steeds tijdig navraag te doen en ernaar te informeren, om te voorkomen dat de voorwerpen van Gods huis op enigerlei wijze worden beschadigd of verspild. Als u dit doet, betekent dit dat u de verantwoordelijkheid van leiders en werkers hebt vervuld.
Redelijke toewijzing
Met betrekking tot de materiële goederen van Gods huis is er naast het beheer ervan nog een andere belangrijke taak: ze redelijk toewijzen. Al deze goederen zijn bedoeld om door mensen te worden gebruikt; het zijn allemaal nuttige dingen. Het hoofddoel van het beheer ervan is dan ook dat ze op een redelijke manier gebruikt kunnen worden. Voordat deze goederen op een redelijke manier in gebruik worden genomen, is het aan de leiders en werkers om ze redelijk toe te wijzen. Wat wordt verstaan onder een redelijke toewijzing? Gods huis hanteert principes en regels om te bepalen aan wie deze goederen moeten worden gegeven. Het hoofddoel van deze goederen, of ze nu door de broeders en zusters zijn geschonken of door Gods huis zijn aangekocht, is niet om ze op te slaan voor hulpverlening of als aalmoezen voor welzijnswerk; ze zijn bedoeld voor het gebruik van alle broeders en zusters die hun plicht fulltime vervullen. Hoe ze moeten worden toegewezen – wat de principes voor hun toewijzing zijn – is dus een andere verantwoordelijkheid die leiders en werkers moeten vervullen bij hun beheer van de diverse materiële goederen van Gods huis. Hier wordt gesproken over een redelijke toewijzing; in dit geval is ‘redelijk’ het door Gods huis vereiste principe.
I. Het redelijk toewijzen van de boeken van Gods woorden
We beginnen met de boeken van Gods woorden. Elke keer dat er nieuwe boeken worden verstrekt, hanteert Gods huis principiële vereisten en regels die bepalen wie die boeken moeten ontvangen. In de kerk zijn er mensen die Gods woorden lezen en mensen die dat niet doen, er zijn mensen die de waarheid liefhebben en mensen die dat niet doen, en er zijn mensen die hun plicht vervullen en mensen die dat niet doen – men moet een onderscheid maken tussen deze typen mensen. Er zijn ook enkele speciale boeken in de categorie studieboeken, zoals grammatica's, woordenboeken en andere dergelijke naslagwerken. Deze moeten allemaal strikt in overeenstemming met de principes worden uitgedeeld. Ze moeten aan degenen worden gegeven die ze nodig hebben, en niet aan degenen die ze niet nodig hebben. En dan zijn er nog enkele naslagwerken die in relatief kleine oplages zijn gedrukt – als deze aan een individu worden verstrekt, wat wordt er dan van die persoon verlangd? Je mag ze lezen, maar beschadig ze niet; laat ze niet rondslingeren en scheur er niet zomaar bladzijden uit. En ze moeten worden teruggelegd op hun oorspronkelijke plek wanneer je klaar bent met lezen. Boeken over het geloof in God moeten leiders en werkers strikt in overeenstemming met de werkregelingen van Gods huis uitdelen. Ze moeten er ook voor zorgen dat Gods uitverkorenen de principes begrijpen en ernaar handelen.
II. Het redelijk toewijzen van diverse benodigdheden
Hierna volgt hoe diverse benodigdheden moeten worden toegewezen. Dit is een vrij cruciale taak. Er zijn verschillende soorten benodigdheden waarvoor de toewijzing wat strenger is. Dergelijke benodigdheden omvatten elektronica, alsook de gereedschappen die voor diverse vakgebieden nodig zijn. Wanneer leiders en werkers deze uitdelen, gelden er ook principes.. Degenen aan wie ze worden verstrekt, moeten mensen zijn die behendig zijn met dergelijke benodigdheden, en ze juist en verstandig kunnen gebruiken. Als iemand een beginner is of er simpelweg niet mee om kan gaan, mogen deze niet aan hem worden verstrekt. Dit geldt in het bijzonder voor goede, hoogwaardige elektronica, zoals hoogwaardige camera’s en duurdere computers, alsook opnameapparatuur, fototoestellen of apparatuur die nodig is voor de postproductie van video’s. Om schade te voorkomen mag dergelijke apparatuur al helemaal niet aan zo iemand worden verstrekt. Leiders en werkers dienen te waarborgen dat degenen die dergelijke apparaten gebruiken, daar ten eerste zuinig op zijn en ten tweede in staat zijn deze correct te gebruiken en te onderhouden. Een bepaalde machine moet bijvoorbeeld volgens de voorschriften na twee uur gebruik tien minuten rusten om af te koelen. Als de machine niet afkoelt, raakt hij beschadigd en wordt de gebruiksduur ervan verkort. Mensen die zuinig zijn op een machine, zullen deze strikt in overeenstemming met de onderhoudsvoorschriften gebruiken; ze zullen die uit zichzelf volgen, zonder dat je het hen hoeft te zeggen, en ze zullen nog strikter en preciezer zijn als je hen er wel toe aanspoort. Zulke mensen zijn geschikt om machines te gebruiken; zij zijn geschikt voor het gebruik van hoogwaardige spullen, omdat ze weten hoe ze er zuinig op moeten zijn en de voorzorgsmaatregelen voor onderhoud en reparatie serieus nemen. Zulke mensen, die machines kunnen koesteren en normaal kunnen gebruiken, zijn het meest geschikt voor de toewijzing en uitdeling van hoogwaardige machines. Leiders en werkers moeten hier naar behoren op toezien. Als er een hoogwaardige computer is en deze wordt verstrekt aan iedereen die verklaart dat hij deze nodig heeft, is dat principe dan juist? (Nee.) Wat is er niet juist aan? Voor leiders en werkers moet het uitdelen en toewijzen van dergelijke spullen enerzijds gebaseerd zijn op de vakbekwaamheid van de persoon die met het werk is belast; anderzijds moeten ze het baseren op de mate waarin die persoon de machines koestert, op de vraag of ze menselijkheid bezitten, op de vraag of ze de machines waarderen wanneer ze die gebruiken. Als de persoon niet weet hoe hij voor machines moet zorgen en niet bekend is met de vaardigheden van het vak, en alleen uit nieuwsgierigheid met de machine wil spelen, dan moet hem het gebruik ervan worden beperkt en verboden. Hij is niet geschikt om hoogwaardige machines te gebruiken en ervoor te zorgen. Het is voldoende om degenen die gewone plichten vervullen, gewone machines te geven. Degenen die een vak verstaan, goede menselijkheid bezitten en weten hoe ze machines moeten gebruiken, onderhouden en waarderen, mogen hoogwaardigere spullen gebruiken, omdat zij bedreven zijn in een vak en in staat zijn om hoogwaardige machines te benutten. Als je een warrig of lomp persoon iets hoogwaardigs geeft om te gebruiken, zal hij de machine binnen een paar dagen vernielen. Anderen zullen die dan niet meer kunnen gebruiken en reparatie zal niet eenvoudig zijn. Dit belemmert niet alleen het werk van de kerk, maar verspilt ook een materieel goed van Gods huis. Wat wordt hier geïmpliceerd? Dat zulke mensen niet geschikt zijn om goede machines te gebruiken. Goede machines moeten worden gegeven aan mensen met menselijkheid, die hun vak verstaan. Voor degenen die geen experts zijn in een vak en wier menselijkheid pover is, is het gebruik van gewone spullen goed genoeg. Is het redelijk om dingen zo toe te wijzen? (Dat is het.)
Verschillende mensen gaan op verschillende manieren met allerlei materiële dingen om. Sommige mensen kopen een hoogwaardige computer en na twee jaar gebruik ziet deze er nog als nieuw uit; er is nooit een vingerafdruk op het scherm te zien en het toetsenbord is altijd brandschoon, zonder een spikkeltje stof. Het bureaublad is ook netjes en opgeruimd, en wat op de computer is opgeslagen, is allemaal heel geordend en overzichtelijk. Als iemand hen vertelt dat langdurig gebruik slecht is voor het scherm, vragen ze meteen hoe ze het scherm het beste kunnen beschermen en handelen daar vervolgens naar. Als iemand hen vertelt dat de computer rust nodig heeft na langdurig gebruik, dat de computer slechter zal functioneren als deze te heet wordt, wat de levensduur van de machine beïnvloedt, dan stoppen ze, wanneer ze beseffen dat ze hun computer al meer dan twee uur gebruiken, onmiddellijk om deze te laten afkoelen. Als de computer langzaam afkoelt omdat het weer te warm is, richten ze er een ventilator op. Ze behandelen de machine met zoveel bijzondere zorg dat die hun kind lijkt. Ze zijn bijzonder oplettend en voorzichtig wanneer ze de computer in de computertas doen, en wanneer ze hem op een tafel plaatsen, moeten ze eerst het tafelblad schoonmaken en de machine correct neerzetten. Is dit geen sterk punt van hen? (Ja.) Zulke mensen koesteren niet alleen zelf de machines – wanneer ze zien dat anderen machines vernielen en beschadigen, vinden ze dat moeilijk te verdragen. Zulke mensen zijn geschikt om goede machines te gebruiken. Er zijn ook mensen met geld die hoogwaardige computers kopen, die ze totaal niet koesteren zodra ze ze in huis hebben. Ze maken ze niet schoon, hoeveel stof er ook op neerdwarrelt, en maken ze behoorlijk vies. Anderen gebruiken een machine twee jaar en dan ziet hij er nog als nieuw uit; deze mensen gebruiken een machine twee maanden en dan ziet hij eruit alsof hij al tien jaar is gebruikt. Zeg je tegen hen dat machines onderhoud nodig hebben, dan zeggen ze: “Wat voor zin heeft het om dat ding te onderhouden? Machines zijn er om de mens te dienen. Als de machine kapotgaat, koop je toch gewoon een nieuwe!” Het gevolg is dat de machine binnen een half jaar kapotgaat door onjuist gebruik. Wat vind je van zulke mensen? Zijn zij geschikt om hoogwaardige machines te gebruiken? (Nee.) Hoe goed de computers ook zijn die ze kopen, ze koesteren ze niet, maar smijten ermee en zetten ze achteloos neer. Sommige van hun computers zitten onder de krassen, andere hebben waterschade opgelopen en weer andere vallen op de grond en gaan kapot. Ze gaan er behoorlijk ruw mee om. Er ontbreekt iets aan de menselijkheid van zulke mensen. Zijn jullie bereid om goede machines toe te wijzen aan zulke mensen? (Nee.) Sommige mensen dragen een bril en de glazen zijn altijd zo schoon gepoetst, terwijl de glazen van andere mensen vieze oppervlakken hebben, met vuil, vingerafdrukken en dergelijke erop. Hoe kunnen ze die zo gebruiken? Wie zorg draagt voor zijn bril, is nauwgezet met hoe hij die neerlegt; hij zal het glas absoluut geen tafelblad of ander voorwerp laten raken, noch zal hij toelaten dat het glas bekrast raakt of enige slijtage oploopt. Een bril is met name voor bijziende mensen heel belangrijk – hoe kun je deze gebruiken als je de glazen bekrast? Sommige mensen gaan ruw om met hun bril, en de glazen worden al wazig nadat ze hem maar kort hebben gedragen. Ze kunnen niets duidelijk zien wanneer ze de bril op hebben – ze zouden beter af zijn zonder. Toch vinden ze het prima om de bril zo te blijven dragen, alsof het geen verschil maakt. Ik sta hier versteld van: is hun doel met het dragen van een bril niet om dingen duidelijker te kunnen zien? Wat kunnen ze nog duidelijk zien als hun glazen helemaal bekrast zijn? Zijn dit geen lompe mensen? Echt lomp! Er ontbreekt iets aan de menselijkheid van buitensporig lompe mensen – ze weten niet hoe ze voor dingen moeten zorgen, laat staan dat het in hen opkomt om ze te koesteren.
Wat is de verantwoordelijkheid van leiders en werkers wat betreft de belangrijke benodigdheden en gereedschappen van Gods huis? Bij het toewijzen van dergelijke benodigdheden dienen ze aan geschikte mensen te worden gegeven. Degenen die dergelijke belangrijke, hoogwaardige benodigdheden gebruiken, moeten absoluut mensen zijn die dingen weten te koesteren. Zij zullen die koesteren, ervoor zorgen en die onderhouden. Wanneer de benodigdheden in hun bezit zijn, kun je er zeker van zijn dat ze die nooit opzettelijk zullen beschadigen, ze zullen alleen beschadigd raken door een moment van onachtzaamheid of een gebrek aan basiskennis. Zulke mensen mogen deze benodigdheden gebruiken; hoogwaardige, goede benodigdheden mogen aan hen worden toegewezen. Aan mensen die van nature ruw omgaan met spullen, volstaat het gewone spullen te geven. Ook zijn de beheerders van dergelijke benodigdheden en gereedschappen verantwoordelijk voor het bijhouden van een registratie van het gebruik ervan: wie wat heeft meegenomen en hoe lang ze het hebben gebruikt, of welk item voor iemands exclusieve gebruik is, en wie, als het beschadigd raakt, het naar de waarde ervan dient te vergoeden. Beide partijen moeten hiervoor tekenen, zodat het voor iedereen eerlijk en redelijk is. Machines en benodigdheden moeten goed worden verzorgd, of het nu om kort- of langdurig gebruik gaat. De gebruiker moet leren ze correct te gebruiken, en als er een storing optreedt, moeten ze onmiddellijk worden gerepareerd. Hoe nauwgezetter dit werk wordt gedaan, hoe beter. Als zich een situatie voordoet waarin het regime van Satan mensen arresteert, is de voornaamste verantwoordelijkheid van leiders en werkers om de belangrijke benodigdheden en gereedschappen toe te wijzen aan betrouwbare, te vertrouwen mensen. Nadat ze die hebben verstrekt, dienen ze die persoon duidelijke instructies te geven en te zeggen: “Dit zijn spullen van Gods huis, voor jou om te gebruiken bij het vervullen van je plicht. Het zijn geen speeltjes. Je dient ze verstandig te gebruiken en er goed voor te zorgen. Beschadig ze niet. Aangezien deze benodigdheden en gereedschappen nodig zijn voor het vervullen van de plicht, dient er bij schade een vergoeding te worden betaald op basis van de waarde ervan. Als het werk wordt vertraagd door beschadigde apparatuur, is dat een kwestie van ernstiger aard. Dit duidt erop dat er aspecten van verstoring en ondermijning meespelen. Daarom moet je bij het vervullen van je plicht weten hoe je allerlei benodigdheden en gereedschappen correct moet gebruiken – je mag absoluut de eigendommen van Gods huis niet beschadigen. Zorg ervoor dat je deze principes onthoudt: redelijk gebruik en regelmatige inspectie, reparatie en onderhoud. Als er een storing is, meld dit dan onmiddellijk en vraag reparatie aan.” Om dit werk goed te doen, moeten leiders en werkers enerzijds de principes van toewijzing en gebruik kennen; anderzijds dienen ze de gebruikers te laten weten hoe ze onderhoud moeten plegen, en hoe ze bij een storing reparaties moeten uitvoeren, enzovoort. Dit is de basiskennis die men dient te begrijpen en te bezitten als het gaat om het verzorgen en gebruiken van allerlei benodigdheden en gereedschappen.
Leiders en werkers dienen de diverse benodigdheden van Gods huis verstandig toe te wijzen. Als bijvoorbeeld een medewerker een computer met relatief uitgebreide functies nodig heeft, dien je hem er een toe te wijzen. Als hij zegt dat één computer niet genoeg is, moet je hem vragen waarom dat zo is, en je moet navraag doen en nagaan of wat hij zegt op feiten berust. Ga niet zomaar af op zijn aanvraag en geef hem niet zoveel computers als hij vraagt: twee als hij zegt dat één niet genoeg is, en drie als hij zegt dat twee niet genoeg is. Deel je de computers dan niet uit alsof het speelgoed is? Zou dat niet roekeloos zijn? Je dient eerst de situatie te onderzoeken en een beslissing te nemen op basis van de principes van Gods huis. Je mag absoluut niet zomaar allerlei aanvragen goedkeuren. Het kan namelijk zijn dat sommige mensen onder het mom van het vervullen van een plicht lukraak aanvragen doen. Verder kan het zijn dat sommige mensen die belangrijk werk doen, hoogwaardigere computers nodig hebben, terwijl hun persoonlijke computers een lagere configuratie hebben. Leiders en werkers moeten dit ook onmiddellijk onderzoeken en de benodigdheden redelijk toewijzen. De verstrekking van computers dient te worden bepaald op basis van de aard van iemands werk en de vereisten wat betreft de specificaties van de computer. Als iemand slechts een gewone leider of werker is en zich niet bezighoudt met computertechnologie of videoproductiewerk, en computers alleen gebruikt voor zaken als internetten, informatie opzoeken en bellen, en geen hoge eisen stelt aan de specificaties van zijn computer, dan is het voor hem voldoende om een gewone computer te gebruiken. Sommige oudere mensen kunnen alleen eenvoudige handelingen verrichten zoals typen, internetten en bellen, maar krijgen zodra ze leider of werker worden, toch zeer hoogwaardige computers verstrekt. Is dit redelijk? Verlangen zij geen speciale privileges? Genieten zij niet van de voordelen van status? (Jawel.) Waarvoor zijn deze hoogwaardige, geavanceerde benodigdheden bedoeld? Deze is bestemd voor de betreffende medewerkers en specialisten en hoeft niet te worden afgestemd op iemands status. Sommige leiders en werkers geloven ten onrechte dat zij bevoorrechte gebruiksrechten zouden moeten hebben op de diverse goederen van Gods huis. Is dat een regel in Gods huis? Nee. Zodra sommige mensen leider of werker zijn geworden, krijgen ze snel hoogwaardige computers, mobiele telefoons en koptelefoons verstrekt; ze worden voorzien van allerlei hoogwaardige benodigdheden. Wat is het gevolg hiervan? Wordt dit echt gedaan om goede resultaten in het werk te bereiken? Zijn die mensen dan niet uit op de geneugten van het vlees? Waarvoor gebruik je eigenlijk een hoogwaardige computer? Houd je niet alleen maar online bijeenkomsten en predik je geen woorden en doctrines? Weet je hoe je video's moet uploaden, of ben je in staat om video's te produceren? Weet je hoe je de netwerkbeveiliging moet onderhouden, of kun je websites opzetten? Ken je deze vakgebieden? Zo niet, wat heb je dan aan een hoogwaardige computer? Is dit niet walgelijk om te doen? (Jawel.) Als je je eigen geld hebt, maakt het niemand uit hoeveel computers je ermee koopt, en niemand zal zich ermee bemoeien, hoe hoogwaardig ze ook zijn. We hebben het er nu over hoe de materiële goederen van Gods huis redelijk moeten worden toegewezen. Wat betekent ‘redelijk’? Is het redelijk als leiders en werkers deze hoogwaardige benodigdheden van Gods huis gebruiken? Ze verstaan het vak niet en kunnen niets. Maakt een hoogwaardige computer hen ook hoogwaardig? Waar scheppen ze over op? Gods huis heeft geen regel die leiders en werkers bevoorrechte gebruiks- en toewijzigingsrechten geeft op de materiële goederen ervan; ze hebben dat speciale privilege niet, en dit is geen redelijk principe voor de toewijzing van goederen door Gods huis – het is volstrekt niet redelijk. Als iemands omstandigheden het toelaten, kan hij deze dingen zelf kopen; als dat niet zo is en hij ze van Gods huis toegewezen moet krijgen, dan is het voor hem voldoende om gewone spullen te gebruiken. Dit is eerlijk en redelijk. Degenen die echt weten hoe ze deze hoogwaardige spullen moeten gebruiken, zijn de vakmensen die bij dit werk betrokken zijn. Gods huis dient deze uitrusting aan hen toe te wijzen. Dit zijn enkele principes die leiders en werkers dienen te begrijpen en te beheersen met betrekking tot de toewijzing van de materiële goederen van Gods huis. Controleer op basis van deze principes nogmaals of deze goederen ergens onredelijk zijn toegewezen. Als dat het geval is, corrigeer het dan snel. Nadat sommige mensen leider of werker zijn geworden, zien ze dat niemand in Gods huis hen naar de mond praat, dat niemand hun hoogwaardige spullen verstrekt, en dat ze nog steeds hun eigen, oude kleding dragen, nog steeds hun eigen, uiterst gewone computertje gebruiken, en dat Gods huis hun geen goede heeft verschaft. Dus gaan ze naar het financiële team en dienen ze een aanvraag in om een computer te kopen. Is dit redelijk? (Nee.) Ze zeggen: “Als je mij niet zo’n computer geeft, zal ik mijn plicht niet doen – ik zal een gelegenheid vinden om Gods huis een hoogwaardigere computer voor me te laten kopen, een nieuwer model, een snellere!” Ze zijn erg vermetel – er is niets wat ze niet zouden durven doen. Nadat deze mensen leider zijn geworden, behandelen ze Gods huis als hun eigendom en denken: “Het geld van Gods huis is ook van mij – ik geef het uit naar eigen goeddunken!” Dit is iets wat antichristen doen.
III. Het redelijk toewijzen van diverse dagelijkse benodigdheden en voedsel
We hebben het nu gehad over de redelijke toewijzing van diverse materiële goederen en benodigdheden. Vervolgens zullen we het hebben over zaken voor het dagelijks leven, bijvoorbeeld: graan, groenten en gedroogd voedsel, alsook noodzakelijke kookingrediënten, diverse aanvullende voedingsmiddelen, enzovoort. Deze goederen moeten niet alleen redelijk worden bewaard, maar ook redelijk worden toegewezen. Hoe moeten deze diverse goederen dan redelijk worden toegewezen? Gods huis heeft normen voor zijn voedsel, en degenen die dergelijke goederen beheren, dienen ze redelijk toe te wijzen in strikte naleving van die normen. Ze mogen niet meer van het goede voedsel geven aan degenen die hen na staan. Als er bijvoorbeeld lekkere rijst van goede kwaliteit wordt gekocht, of als er slechts af en toe fruit of vlees wordt gekocht, en je geeft er meer van aan degenen met wie je een goede band hebt, of je geeft al het goede aan hen en het slechte aan anderen – wordt dat dan beschouwd als een redelijke toewijzing? (Nee.) Hoe moet ‘redelijkheid’ hier dan worden gemeten? Welke manier van toewijzen kan als redelijk worden beschouwd? De toewijzing moet gelijkmatig gebeuren, volgens de principes en de vereiste voedselnormen die Gods huis heeft vastgesteld: iedereen krijgt de portie waar hij recht op heeft. Als je vindt dat je een goede band met iemand hebt, mag je hem jouw eigen portie geven. Wees niet vrijgevig met de spullen van anderen, en wees evenmin vrijgevig met de goederen van Gods huis; als je vrijgevig wilt zijn, doe dat dan met je eigen spullen. Vrijgevigheid is geen principe in Gods huis – het principe van Gods huis is redelijke toewijzing. De uitdeling van dagelijkse levensbehoeften en diverse voedingsmiddelen dient te gebeuren in overeenstemming met de door Gods huis vastgestelde normen, niet willekeurig. Natuurlijk mogen leiders en werkers toezicht houden en nagaan of de mensen die verantwoordelijk zijn voor de uitdeling de juiste intenties hebben, of hun uitdeling redelijk is, of de uitdeling gebeurt in overeenstemming met de principes van Gods huis, wat de meeste mensen erover rapporteren, of ze klachten hebben en of er voor iedereen is gezorgd. Wat moet er worden gedaan als de voorraden schaars zijn? Is het goed als leiders en werkers ze voor zichzelf houden om op te eten? Sommigen zeggen misschien: “Leiders en werkers hebben de hoogste status en het meeste aanzien, en zij zijn doorgaans degenen die het meest tot ons spreken, waardoor hun mond droog wordt. Als er iets goeds is, laten we het dan voor hen bewaren om te eten.” Is het goed om de dingen zo toe te wijzen? (Nee; de dingen moeten worden bewaard voor degenen die ze echt nodig hebben.) Als sommige relatief dure gezondheidsproducten schaars zijn, hoe moeten die dan worden toegewezen? Ze dienen te worden toegewezen aan degenen die zich jarenlang voor God hebben ingezet en een bijdrage hebben geleverd. Deze mensen hebben een zwakke gezondheid vanwege hun leeftijd, maar vervullen nog steeds gewetensvol hun plichten, en de broeders en zusters hebben aanzienlijk van hen geprofiteerd. Deze mensen moeten hun lichaam een beetje onderhouden en verzorgen, en het is niet meer dan juist dat zij die gezondheidsproducten mogen eten en gebruiken. Niemand zou moeten vechten om schaarse voorraden. Zo moeten leiders en werkers deze dingen toewijzen. Is dit redelijk? (Ja.) Zouden de meeste mensen dan bezwaar hebben tegen een dergelijke toewijzing? Is er iemand die zegt: “Ik ben misschien niet zo oud, maar ik heb genoeg werk te doen – ik werk elke dag meer dan acht uur. Mijn werk is misschien niet zo efficiënt en ik doe het misschien nog niet zo vele jaren, maar mijn gezondheid is soms ook niet zo best. Waarom kijkt niemand naar me om? Als er goede dingen zijn, is het nooit mijn beurt om ze te krijgen, maar als er werk te doen is, weten ze me altijd te vinden”? Moet aan zo iemand een portie worden gegeven? Laten we wat voor hen overhouden omdat ze het lef hadden om erom te vragen – is dat redelijk? Zouden jullie daarmee instemmen? (Nee.) Als het aan Mij lag, zou ik ermee instemmen. Waarom je zo druk maken over zulke dingen? Mensen leven hun leven niet voor genot; ze leven niet om te eten, te drinken en vrolijk te zijn. Waarom vechten om zulke dingen? Als iemand er echt om wil vechten en zijn omstandigheden enigszins passend zijn, laat hem dan een beetje van die dingen genieten. Hij is dan wel bevoordeeld, maar jij hebt er niets door verloren; het is niet nodig om je er zo druk over te maken. Dus, stel dat iemand zou zeggen: “Waarom geef je mij niets? Mijn gezondheid is ook niet geweldig; als ik echt iets goeds te eten kreeg, zou ik met mijn verbeterde gezondheid meer werk kunnen doen en me meer inspannen voor Gods huis, en mijn werk zou efficiënter zijn.” Aangezien ze dit verzoek hebben gedaan, is het goed ze niet in verlegenheid te brengen door het af te wijzen, deel wat aan hen uit. Andere mensen moeten zich hier niet zo druk over maken – wees wat ruimhartiger. Zou je leven niet gewoon doorgaan zonder die dingen? Wat God de mensen geeft is niet schaars; het is overvloedig en rijkelijk – het is niet nodig om over dingen te vechten. Als er een speciaal item is en niemand vindt dat hij het nodig heeft of ervan hoeft te genieten, dan dient het te worden gegeven aan de persoon die de meerderheid uiteindelijk het meest geschikt acht om het te eten. We benadrukken menselijkheid en het redelijk toewijzen van dingen. Degenen die deze dingen verkrijgen, dienen ze van God te aanvaarden en Hem te danken voor Zijn genade. Anderen dienen er niet om te vechten. Als je dat wel doet, ben je onredelijk, veroorzaak je moedwillig problemen en gedraag je je brutaal. Zo moeten dergelijke speciale omstandigheden worden behandeld. Er zijn principes voor zowel speciale als gewone omstandigheden; ze moeten niet willekeurig worden behandeld, en al helemaal niet op basis van vriendjespolitiek. Wanneer deze dingen redelijk worden toegewezen, hebben leiders en werkers hun verantwoordelijkheid vervuld.
Bij het verdelen van dagelijkse benodigdheden en voedsel behoren leiders en werkers dit ook te doen op basis van de feitelijke situatie, het feitelijke aantal mensen en de feitelijk benodigde hoeveelheid, zodat ze het op een echt redelijke manier verdelen, met het doel verspilling of verlies te voorkomen. Dit is een verantwoordelijkheid die leiders en werkers behoren te vervullen. Soms, wanneer ze de specifieke omstandigheden niet begrijpen, verdelen ze misschien wat spullen volgens een basisprincipe, om er vervolgens door ieders feedback en observatie achteraf achter te komen dat de verdeling niet redelijk was, dat zich te streng aan de regels hadden gehouden. In dat geval moeten ze het de volgende keer beter doen, om herhaling van dat probleem te voorkomen en verspilling en verlies te verminderen. Dat is het vervullen van hun verantwoordelijkheid. Om schade en verspilling te voorkomen, moeten ze bij het verdelen natuurlijk aan de ene kant meer overleg plegen; maar aan de andere kant moeten ze zich ook strikt aan de principes houden. Dit is noodzakelijk. Deel de spullen niet willekeurig uit door ze specifiek aan vleiers te geven die geen geestelijk begrip hebben, in plaats van aan degenen die ze echt nodig hebben of die oprecht hun plicht doen en de werkelijkheid van de waarheid bezitten. Is dat handelen in overeenstemming met de principes? (Nee.) Is dat geen roekeloos wangedrag? Wie niet volgens de principes handelt, vervult zijn verantwoordelijkheid niet. Waar verwijst het vervullen van je verantwoordelijkheid naar? Het is niet het afhandelen van formaliteiten en je aan regels houden, en je taak is niet vervuld als je een reeks vaste stappen doorloopt. In plaats daarvan is het handelen in werkelijk strikte overeenstemming met de principes die Gods huis vereist, en tegelijkertijd verzekeren dat er geen gevallen van verspilling of schade voorkomen met ook maar iets van Gods huis. Dat is wat het betekent om je verantwoordelijkheid werkelijk te vervullen. Bijvoorbeeld, bij het uitdelen van eieren aan vijf mensen, zou je iedere persoon één ei per dag moeten geven, en ze elke tien dagen uitdelen. Je zou er dus precies vijftig verstrekken. Je zou ze zo moeten uitdelen omdat het een klein aantal is en makkelijk te bewaren is. Bovendien is het precies de juiste hoeveelheid voor hen om te eten. Op deze manier je taak uitvoeren, volgens de normen en specificaties die Gods huis vereist, is volkomen juist – het is handelen volgens de principes. Als een leider of werker, uit angst voor het gedoe, hun voor honderd dagen aan eieren tegelijk zou geven – vijfhonderd eieren – zou dat gepast zijn? Zeg Mij, wat is er makkelijker te vervoeren en te bewaren, vijftig eieren of vijfhonderd? (Vijftig.) Een kleiner aantal is makkelijker te vervoeren en te bewaren. Sommige mensen sturen wel voor honderd dagen, en als gevolg daarvan breken er onderweg een aantal, en worden er een aantal geplet wanneer ze op de bestemming worden gedragen. Met de ene kleine breuk na de andere, loopt een deel schade op. Voeg daaraan toe dat wanneer mensen zien dat er veel eieren zijn uitgedeeld, ze die achteloos zullen verspillen, en voordat de dag van de volgende levering aanbreekt al geen eieren meer te eten zullen hebben. Wanneer deze eieren breken en schade oplopen, wordt dit dan niet veroorzaakt door het plichtsverzuim van de leiders en werkers? (Jawel.) Als ze om meer vragen, kun je het hun dan geven? Volgens de principes kun je hun vóór de afgesproken datum niets meer geven, maar zij voelen zich verongelijkt wanneer ze niets te eten hebben. Wat moet hier gedaan worden? (De eieren moeten op tijd en in de juiste hoeveelheid worden gegeven). Ze op tijd en in de juiste hoeveelheid uitdelen is handelen volgens de principes – dat is een redelijke verdeling. Bij het verdelen van deze spullen moeten leiders en werkers zich absoluut houden aan het principe van een redelijke verdeling en aan de norm die Gods huis vereist, en ze op tijd en regelmatig uitdelen. Bovendien moeten ze tijdig nagaan of er gevallen van verspilling zijn geweest, of er opnieuw aanvragen of verzoeken zijn gedaan voor spullen die schaars zijn geworden door verspilling, en of er sprake was van verspilling van uitgedeelde spullen die mensen niet lekker vonden. Vlees en groenten worden bijvoorbeeld beide uitgedeeld, en de meeste mensen geven de voorkeur aan vlees, dus eten ze dat binnen drie tot vijf dagen op, en blijven de groenten over. Groenten blijven niet lang goed; sommige bederven en rotten na een tijdje, en dus zijn ze op voordat de volgende lading wordt uitgedeeld. Iemand kan dan opnieuw een aanvraag doen en om meer vragen. Moet er in zo'n geval meer worden gegeven? Is het redelijk om hun meer te geven? (Nee.) Anderen eten stiekem het vlees en de eieren op, en eten alle groenten op die ze lekker vinden, terwijl ze allerlei redenen en excuses aanvoeren om de groenten die ze niet lusten, niet te eten. Wanneer de groenten geel worden en bederven, zeggen ze dat ze oneetbaar zijn, en uiteindelijk voeren ze deze groenten aan de varkens en kippen, of gooien ze gewoon weg, om vervolgens om meer te vragen. Wanneer leiders en werkers zo’n geval tegenkomen, hoe moeten ze dat dan aanpakken? Als zij zeggen: “Ik geef jullie de volgende keer meer, aangezien het niet genoeg is – ik zal jullie meer geven, omdat jullie veel eten,” is dat dan de gepaste manier om het aan te pakken? Is dat niet blind? (Jawel.) Hoezo zijn ze blind? (Ze begrijpen niet wat er echt aan de hand is: de hoofdreden dat het uitgedeelde voedsel niet genoeg was, is dat het verspild werd.) Ze trekken overhaaste conclusies zonder te begrijpen wat er echt aan de hand is. Op de meeste plaatsen is er genoeg voedsel te eten dat wordt uitgedeeld volgens de specificaties van Gods huis. Waarom is het alleen op die ene plek nooit genoeg? Vereist dat geen specifiek onderzoek? Ze moeten naar de locatie gaan en de situatie zorgvuldig en gedetailleerd navraag doen om te zien wat er gebeurt. Uiteindelijk ontdekken ze door hun onderzoek dat de kok op die plek een slecht en immoreel persoon is, die voedsel voor mensen aan de kippen voerde, en zo het voedsel van Gods huis opzettelijk verspilde. Hij is behoorlijk kieskeurig en bovendien erg gulzig. Hij eet geen groenten als er geen vlees is, en als er wel vlees is, eet hij zelfs geen tofu. Als hij eieren krijgt, eet hij die bij elke maaltijd. Hij kiest uitsluitend smakelijk voedsel uit en eet geen gewone groenten, en het kan hem ook niet schelen als die bederven. Er is gebleken dat de kok een slecht persoon is – moet hij dan een groter portie worden gegeven de volgende keer dat er spullen worden uitgedeeld? (Nee.) Is het daarmee dan klaar? Hoe moet dit probleem worden aangepakt, wanneer het eenmaal is ontdekt? Vervang hem onmiddellijk en zet iemand met een beetje menselijkheid in zijn plaats om de plicht op zich te nemen. Ontdek en los het probleem tijdig op, en elimineer zulke kwaadaardige mensen, zulke rotte appels. Sommigen vragen misschien: “Aangezien ze niet meer koken, zou het dan oké zijn om hen de kippen te laten voeren?” (Nee.) Als ze de kippen voeren, zullen de kippen geen eieren leggen; als ze de varkens voeren, zullen de varkens mager worden. Het is niet goed om hen ook maar iets te laten voeren. Zulke mensen moeten worden weggestuurd – ze zijn ongeschikt om een plicht te doen in Gods huis. Als er tijdens het verdelen van de materiële goederen van Gods huis andere problemen worden gevonden, moeten die ook tijdig worden opgelost. Wat is het doel van het oplossen van deze problemen? Om de verspilling en het bederf van de materiële goederen van Gods huis te verminderen. Sommigen vragen misschien: “Om die problemen op te lossen, moet men de keuken onderzoeken. Heeft U niet gezegd dat leiders en werkers de keuken niet in mogen? Waarom mogen ze dat nu wel?” Dat zijn twee afzonderlijke kwesties. Ik heb niet gezegd dat ze er niet heen mogen – het was een analyse van leiders en werkers die niet weten hoe ze moeten werken, die nutteloos rondhangen en rondslenteren en zich tegoed doen aan de voordelen van status, en die altijd naar de keuken gaan om iets lekkers te eten te zoeken. In het huidige geval gaan ze naar de keuken om problemen op te lossen, niet om iets lekkers te eten te zoeken. Ga wanneer je moet gaan, en ga niet wanneer dat niet moet. Leiders en werkers hebben veel werk te doen, en dit is een van hun taken; de specifieke problemen van deze taak kun je alleen achterhalen door de keuken in te gaan en de details te begrijpen. Als een kok ongeschikt wordt bevonden, moet die onmiddellijk worden ontslagen en vervangen door iemand die geschikt is. Dit doen verzekert dat de door Gods huis uitgedeelde goederen niet worden verspild of bederven. Hoe dan ook, de vereiste voor leiders en werkers is dat ze hun verantwoordelijkheden vervullen – als het jouw zorg en jouw taak is, dan moet je die absoluut op je nemen. Je moet met je ogen observeren en je oren gebruiken om aandachtig te luisteren naar wat elke soort persoon te zeggen heeft. Natuurlijk moet je ook dingen uit je hoofd leren, zodat je meningen, gedachten en onderscheidingsvermogen hebt over allerlei zaken; een ander belangrijk punt is dat je de door Gods huis vereiste principes ter harte neemt en daar op geen enkel moment van afwijkt. Welk werk je ook doet, je moet eerst begrijpen wat de principes en regels zijn die Gods huis vereist; voordat je aan het werk gaat, moet je jezelf nog een paar keer vragen stellen zoals: Zijn de door Gods huis vereiste principes mij duidelijk? Hoe moet dit worden gedaan, als het volgens de principes van Gods huis moet worden gedaan? Hoe moet het volgens de principes in speciale omstandigheden worden gedaan? Hoe moet het in gewone omstandigheden worden aangepakt? Je moet jezelf absoluut meer van deze en dergelijke vragen stellen voordat je aan het werk gaat, en meer tot God bidden. Deels is het zelfonderzoek; deels is het je onderwerpen aan Gods inspectie. Dit doen helpt leiders en werkers om minder fouten te maken en minder af te wijken in hun werk, het vermindert de verspilling van de materiële goederen van Gods huis, en het vermindert de verliezen die Zijn huis lijdt. Wat belangrijker is, is dat dit doen de verantwoordelijkheden van leiders en werkers hooghoudt en die verantwoordelijkheden vervult. Het is wat leiders en werkers werkelijk zouden moeten doen. Dit is de vereiste voor leiders en werkers. Het bewaren en verdelen van de diverse materiële goederen van Gods huis is geen ingewikkelde taak. Deels is het een kwestie van leiders en werkers die zelf bekend moeten zijn met de principes; deels van leiders en werkers die meer over deze principes moeten communiceren met de mensen die de leiding hebben over het beheer van de diverse materiële goederen, de zaken meer moeten nalopen, meer inzicht proberen te krijgen en de staat van het beheer beter moeten onderzoeken, en dit alles terwijl ze meer communiceren met de supervisors van de verdeling van de diverse materiële goederen van Gods huis, om hun een grondiger begrip van deze principes te geven. Natuurlijk moeten leiders en werkers ook voortdurend navraag doen en vragen hoe die mensen de goederen verdelen en uitdelen, en of er speciale omstandigheden zijn – bijvoorbeeld of de supervisors de goederen verdelen volgens de door Gods huis vereiste principes rekening houden met verschillende seizoenen, ze op verschillende tijdstippen verdelen, en of er gevallen zijn waar diverse soorten mensen verschillende behoeften hebben. Het doel hiervan is ervoor te zorgen dat de diverse items van Gods huis op effectieve wijze functioneren, en om ze in de grootst mogelijke mate redelijk te gebruiken, en ze met de best mogelijke zorg en het best mogelijke onderhoud te bewaren. Dit is de verantwoordelijkheid van leiders en werkers.
Het goed beheren van de materiële goederen van Gods huis is de verantwoordelijkheid van al Gods uitverkorenen
Nu jullie de verantwoordelijkheden van leiders en werkers hebben begrepen, zijn de principes die iedere broeder en zuster zou moeten hanteren in zijn of haar omgang met de diverse materiële goederen van Gods huis jullie dan ook duidelijk geworden? Jullie zijn dan misschien geen leiders en werkers, maar jullie behoren nog steeds de verantwoordelijkheid van toezicht te vervullen. Dit is het recht van Gods uitverkorenen. Ook moeten alle diverse materiële goederen van Gods huis – allerlei boeken en instrumenten; dagelijks eten, drinken en voorwerpen; enzovoort – door iedereen met liefde en zorg worden behandeld. Iedereen zou ook regelmatig de diverse dingen die ze gebruiken moeten controleren, repareren en onderhouden, en ze zouden ze redelijk moeten gebruiken – zorg dat ze wanneer ze in jouw bezit zijn niet beschadigen of worden verspild, en gooi ze niet willekeurig weg. Sommigen zeggen: “Dit ding is sowieso niet van mij. Ik heb het niet met mijn geld gekocht. Gods huis heeft het aan mij uitgedeeld – het is publiek eigendom. Ik hoef me er niet om te bekommeren wanneer het wordt onderhouden en gerepareerd, of waar het wordt opgeslagen. Ik kan het niet met me meedragen alsof ik het me heb toegeëigend.” Is dit een redelijke gedachte? Is het niet behoorlijk egoïstisch en getuigt het niet van een gebrek aan menselijkheid? (Jawel.) Dus, welke principes moeten worden gevolgd bij het gebruik van de materiële goederen van Gods huis? Als iets aan jou is toegewezen voor gebruik, dan is het aan jou om het te repareren en ervoor te zorgen terwijl je het gebruikt. Jij bent volledig verantwoordelijk; zonder aandringen of toezicht van iemand anders, zou je het voorwerp moeten behandelen, koesteren en beschermen alsof het je persoonlijke eigendom was. Dat is wat het betekent om menselijkheid te hebben. In welke staat het ding ook was toen het aan jou werd uitgedeeld, wanneer je het niet meer mag gebruiken of er klaar mee bent, zou je het volkomen onbeschadigd en in de oorspronkelijke staat moeten teruggeven aan de persoon die het bewaart. Dit wordt het hebben van rede genoemd; dit is iets dat in de menselijkheid aanwezig zou moeten zijn. Je zegt dat je in God gelooft, dat je een geweten en rede hebt, dat je de waarheid liefhebt, die nastreeft en je eraan onderwerpt, maar als je zelfs niet de meest minimale menselijkheid hebt die je zou moeten hebben in je omgang met een materieel voorwerp, hoe kun je dan überhaupt spreken over het liefhebben of beoefenen van de waarheid? Klinkt dat niet een beetje al te hol? Als je zelfs de verantwoordelijkheid niet kunt vervullen die je zou moeten vervullen in je omgang met een materieel voorwerp, betekent dit dat je menselijkheid niet deugt – ‘gebrek aan menselijkheid’ is een gebruikelijke manier om dit uit te drukken. Bovendien, hoe je je eigen spullen gebruikt, of je er nu ruw of zorgvuldig mee omgaat, dat is jouw zaak. Niemand zal zich ermee bemoeien. Maar Gods huis heeft principes voor het gebruik van zijn spullen. Deze principes zijn allemaal gegrond in geweten en rede, en hoewel ze misschien niet het niveau van de waarheid bereiken, voldoen ze op zijn minst aan de normen voor menselijkheid. Als je zelfs niet aan deze norm voor menselijkheid kunt voldoen, als je zelfs de instrumenten en benodigdheden die Gods huis aan jou uitdeelt niet correct kunt behandelen en gebruiken, dan wordt de vraag of je de waarheid kunt begrijpen en de werkelijkheid van de waarheid kunt binnengaan problematisch – daar moet een vraagteken bij worden gezet. Dus, als het gaat om je omgang met deze dingen, heb je het recht om ze te gebruiken, en je hebt vanzelfsprekend ook de verantwoordelijkheid om ze te repareren, te onderhouden en er zorg voor te dragen. Je moet deze dingen serieus nemen. Als jij, net als de ongelovigen, zegt: “Het is sowieso niet van mij. Ik heb het niet met mijn geld gekocht. Als iets van de gemeenschap kapotgaat, dan is het maar zo – koop gewoon een nieuwe, of repareer het in het ergste geval. Ik verlies er toch niets bij.” Als je zo denkt, dan is dat een probleem – dan ben je in gevaar. Je hebt geen rechtschapen karakter en je hebt een onzuiver hart. Zorgvuldig met je eigen spullen omgaan, maar de spullen van Gods huis als onbelangrijk behandelen, en er niet zorgvuldig en liefdevol mee omgaan – is dat niet iets dat iemand met een onzuiver hart zou doen? Houdt God van mensen met een onzuiver hart? (Nee.) Zeg Mij, onderwerpt God mensen met een onzuiver hart aan Zijn inspectie? (Jazeker.) God onderwerpt zowel degenen met een oprecht hart als degenen met een onzuiver hart aan Zijn inspectie. Wanneer je Gods inspectie aanvaardt, wat moet je dan doen als je ontdekt dat je zo denkt? Er geen aandacht aan besteden? Het ongemoeid laten? Je er niets van aantrekken? “Wat ik denk is mijn zaak. Wie ben jij om je ermee te bemoeien? Als je me iets laat gebruiken, dan heb ik het recht om het te gebruiken – en het is meer dan goed genoeg als ik de machine niet kapotmaak. Waarom stel je zulke hoge en zoveel eisen?” Is dit een goede manier van denken? (Nee.) Het getuigt van ‘gebrek aan menselijkheid’. Als je zulke gedachten hebt, moet je Gods inspectie aanvaarden en zeggen: “God, ik heb een verdorven gezindheid en mijn menselijkheid is pover. Ik dacht altijd dat ik vrij nobel en eerbaar was, dat ik waardigheid had; ik had niet gedacht dat dit kleine voorwerp me zou openbaren: ik heb egoïstische verlangens; ik heb een onzuiver hart; ik heb mijn eigen kleine plannetjes. Ik ben bereid om Uw inspectie en Uw discipline te aanvaarden, en ik ben bereid om me te bekeren.” Je moet tot God bidden en berouw tonen, en je door Hem laten inspecteren. Wanneer je Zijn inspectie hebt aanvaard, hoe moet je je dan bekeren? Je zult zeggen: “Het was immoreel om te denken zoals ik vroeger dacht – dat is de denkwijze van ongelovigen, van niet-gelovigen. Ik kan niet meer zo denken. Ik mag die weg niet inslaan. Ik ben een gelovige in God; ik moet een persoon met menselijkheid en waardigheid zijn, ik moet dingen doen waar God van houdt. Ik moet in de toekomst mijn manier van omgaan met instrumenten en machines veranderen. Ik moet ze laten rusten wanneer dat hoort, ze repareren wanneer vereist, en ze onderhouden wanneer nodig. Ik moet ze vaak schoonmaken en regelmatig hun diverse onderdelen controleren om hun normale gebruik te garanderen. En ik zal ze meteen opruimen als ik ermee klaar ben en ze weer veilig opbergen, om te voorkomen dat onbevoegden ermee knoeien.” En dan, wanneer je in de toekomst weer machines gebruikt, zul je bijzonder voorzichtig en aandachtig zijn. Je zienswijzen zullen voortdurend veranderen, en je doen en laten zal verbeteren, waarbij je je afkeert van je eerdere egoïstische, verachtelijke gedachten en handelingen, en je toekeert naar een gevoel van verantwoordelijkheid, een mentaliteit om voor dingen te zorgen en een mentaliteit om verantwoordelijkheid te nemen. Een verandering in je denken is het begin van een werkelijke ommekeer. Het wordt een verandering in je doen en laten wanneer je je denken en gedachten in de praktijk brengt. Pas wanneer het dit niveau bereikt, ziet God dat je je werkelijk bekeert en berouw toont; deze bekeringen en veranderingen die je doorvoert, zullen werkelijk aanvaardbaar zijn voor God. Dit is de waarheid beoefenen. Wat is het meest fundamentele dat men moet bezitten om de waarheid te beoefenen? Het geweten en de rede die mensen behoren te hebben. En heeft een egoïstisch, verachtelijk persoon een geweten en rede? (Nee.) Je weet misschien als een kwestie van doctrine dat je de goederen van Gods huis niet zomaar kunt laten rondslingeren, of ze kunt beschadigen en verspillen, of er onverantwoordelijk mee kunt omgaan – maar wat is je houding in je hart en gedachten? “Wat voor zin heeft het om je om die dingen te bekommeren? Het is niet eens van mij.” Zulke gedachten zullen je gedrag sturen, en heeft de doctrine die je kent dan nog enig nut? Nee – het is dan slechts doctrine die nergens toe dient. Alleen wanneer je denken en zienswijzen omkeren, en je je werkelijk hebt bekeerd en berouw hebt getoond voor God, zullen je gedrag en je praktische handelingen beginnen te veranderen. Dat is het moment waarop wat je uitleeft menselijkheid begint te krijgen; dat is het moment waarop je de werkelijkheid van de waarheid begint binnen te gaan. Zo’n kleine kwestie openbaart de menselijkheid van een persoon, alsook of die persoon werkelijk de waarheid liefheeft.
Het beheren van de diverse materiële goederen van Gods huis is een verantwoordelijkheid die leiders en werkers behoren te vervullen, en iedere uitverkorene van God zou collectief toezicht, hulp en de grootst mogelijke medewerking moeten bieden. Dit is ieders verantwoordelijkheid. Gods uitverkorenen zouden als voorbeeld moeten dienen. Ze zouden bij zichzelf moeten beginnen – pas wanneer ze het zelf goed doen, zijn ze gekwalificeerd om toezicht te houden op anderen en te beoordelen of wat anderen doen gepast is en in overeenstemming met de principes. Dit is een kwestie die iedereen aangaat; die kleine kwestie openbaart iemands menselijkheid, alsook diens houding ten opzichte van de waarheid. Leiders en werkers behoren dit werk goed en met de grootste inzet te doen, volgens de principes van Gods huis, en iedere gewone broeder en zuster zou deze kwestie ook strikt en voorzichtig moeten behandelen. Je moet vaak over jezelf nadenken, over of er problemen zijn in je menselijkheid en denken, over wat voor houding je hebt. Wanneer je ontdekt dat er een probleem is met je houding en denken, zou je onmiddellijk moeten bidden en je bekeren – en wanneer je de spullen van Gods huis beheert of gebruikt, zou je er enerzijds naar moeten streven om noch door je geweten te worden berispt, noch tekort te schieten tegenover God. Anderzijds zouden anderen je moeten bewonderen, moeten goedkeuren wat je doet, en zeggen dat je menselijkheid bezit, wat voor iedereen zichtbaar is. Het belangrijkste is dat mensen de principes handhaven wanneer ze dit doen. Dit is de verplichting die mensen zouden moeten nakomen, iets wat ieder lid van Gods huis zou moeten nakomen. Het is niet alleen de verantwoordelijkheid van leiders en werkers.
Is het tiende punt van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers jullie nu min of meer duidelijk? Nu ze de principes hebben begrepen, zouden mensen aandachtiger en nauwgezetter moeten zijn in het doen van dit werk, en ze zouden er meer moeite voor moeten doen en niet lui moeten zijn – dan zullen ze in principe in staat zijn om schade en verspilling van de materiële goederen van Gods huis te verminderen en te voorkomen dat die in het bezit van kwaadaardige mensen komen. Dit zou haalbaar moeten zijn. Waarom zeg Ik dat het makkelijk haalbaar is? Dit zijn zaken waar ieders dagelijks leven thuis mee te maken kan krijgen. Het is makkelijk om aandachtig te zijn bij het beheren van de spullen van je eigen huis, dus als je de spullen van Gods huis bewaart alsof het je eigen spullen zijn, volgens de vereisten van Zijn huis, ze redelijk verdeelt, en zo schade en verspilling vermindert en niet toelaat dat kwaadaardige mensen er bezit van nemen, dan zul je de verantwoordelijkheid van leiders en werkers vervullen. Dit werk lijkt van nature een administratieve taak te zijn. Waarom noemen we het een administratieve taak? Het betreft het beheer van materiële goederen. Beheer en verdeel ze goed, en je zult je verantwoordelijkheid vervullen. Ook is het principe van dit werk vrij eenvoudig – het betreft slechts een enkel principe, en het omvat geen ingewikkelde waarheden. Zolang men een last heeft en de juiste intenties, kan men dit werk goed doen zonder al te veel waarheid te hoeven begrijpen, en zonder dat er al te veel waarheid aan hen gecommuniceerd hoeft te worden. Daarom is dit werk een enkelvoudige taak, en het is een administratieve taak. Het is werk dat voor leiders en werkers makkelijk te doen is. Zolang je wat ijveriger bent, meer vragen stelt, meer navraag doet, je er meer om bekommert en de juiste intenties hebt, kun je het doen. Het is helemaal niet ingewikkeld. We zijn klaar met onze communicatie over het tiende punt van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers. Zo eenvoudig is het.
De houding en uitingen van valse leiders met betrekking tot de materiële goederen van Gods huis
Nu jullie deze verantwoordelijkheid van leiders en werkers hebben begrepen, zullen we, met betrekking tot dit onderwerp, verdergaan met het ontleden van de uitingen die valse leiders vertonen wanneer ze dit werk verrichten, en op basis van welke handelingen zij als valse leiders kunnen worden gekenmerkt. Ten eerste zijn valse leiders, wanneer ze dit werk doen, niet in staat om diverse goederen naar behoren te bewaren. Het bewaren is de eerste belangrijke taak als het gaat om allerlei materiële goederen. Valse leiders maken er een puinhoop; behalve dat ze verzanden in een moeras als het op de waarheid en de diverse principes die daarmee te maken hebben aankomt, maken ze er eveneens een puinhoop van als het gaat om het bewaren van de diverse materiële goederen van Gods huis. Ze weten niet wat voor soort mensen ze moeten zoeken om die te beheren of op welke manier ze bewaard moeten worden. Ze hebben geen precieze doelen en geen specifieke plannen, laat staan dat ze weten welke gedetailleerde stappen ze moeten zetten om dit werk te doen. Als er iemand is die bereid is de moeite te nemen, kunnen deze goederen worden bewaard; zo niet, dan laat een valse leider deze goederen achteloos terzijde leggen. Ze zoeken geen geschikte persoon om ze te bewaren of een geschikte plek om ze op te slaan, laat staan dat ze de specifieke principes van het bewaren ervan overdragen. Tegelijkertijd treffen ze geen regelingen voor de toekomstige plaatsing, reparatie en het onderhoud van deze materiële goederen. Sommige valse leiders zijn zelfs volledig onwetend van welke goederen Gods huis heeft – het kan hun niet schelen en ze vragen er niet naar. Stel bijvoorbeeld dat Gods huis nieuwe boeken met Gods woorden heeft gedrukt. Hoeveel boeken er over zijn nadat ze zijn uitgedeeld, wie er is aangesteld om ze op te slaan, hoe ze worden opgeslagen en of ze op de juiste plek worden opgeslagen – een valse leider zal niets van dit alles weten, noch zal hij erom vragen of er navraag naar doen. Waarom doen ze geen navraag? Ze denken dat het bewaren van de materiële goederen van Gods huis een onbelangrijke kwestie is, dat zij een leider zijn, iemand die belangrijke dingen doet, die uitsluitend preekt. Ze besteden totaal geen aandacht aan deze ‘onbelangrijke kwesties’, maar geven ze uit handen aan mensen die nergens iets van begrijpen, en het kan hun niet schelen of het goed of slecht wordt gedaan. Daarom nemen ze het werk van het bewaren van de materiële goederen van Gods huis totaal niet serieus. Dit is één reden. De andere is dat sommige valse leiders verwarde mensen zijn – hun gedachten zijn een warboel. Ze hebben geen normaal denkvermogen of een bewustzijn voor het bewaren van dingen, en ze beschikken niet over een procedure of methode om de goederen van Gods huis te bewaren. Dus weten ze niet hoeveel van deze spullen beschadigd zijn, en ze weten ook niet of er gevallen van verspilling zijn. Wanneer sommige spullen door kwaadaardige mensen worden meegenomen, zegt een valse leider: “Laat maar – wat er ook gebeurt, alles is in Gods handen.” Sommige belangrijke goederen worden door individuen gebruikt zonder iemands goedkeuring; die mensen nemen deze spullen mee, en anderen kunnen ze niet gebruiken in hun werk, en niemand durft erom te vragen. Een valse leider zegt: “Geen probleem. Koop gewoon een nieuwe. Zij hebben dat ding meegenomen, dus laat hen het maar eerst gebruiken. Het is maar een ding – het maakt niet uit wie het gebruikt. Als ze het niet redelijk gebruiken, is dat tussen hen en God. Het is niet nodig dat wij ons ermee bemoeien.” Kijk hoe ze een grootse doctrine prediken om de kwestie te ‘behandelen’, waarmee ze grote problemen tot kleine maken en kleine tot niets. Valse leiders vervullen geen enkele van hun verantwoordelijkheden als het gaat om het bewaren van de diverse goederen van Gods huis. Het kan hun niet schelen en ze vragen er niet naar, en ze lossen geen enkel probleem op of behandelen het niet. Zelfs als de Boven hun werk onderzoekt, spreken ze slechts ontwijkend om hen af te schepen, en dat is alles.
Sommige broeders en zusters kopen apparatuur, kleding en medicijnen voor gebruik in Gods huis, en wanneer een valse leider die spullen ziet, doorzoekt hij ze en neemt de goede kleding, schoenen en tassen voor zichzelf, en staat anderen alleen toe de overgebleven spullen die hij zelf niet nodig heeft te nemen. Wanneer de stommelingen die hij leidt dit zien, zeggen ze: “Onze leider heeft uitgekozen wat hij wil – nu zijn wij aan de beurt. Als wij klaar zijn mogen de broeders en zusters onder ons de waardeloze spullen die overblijven hebben.” In wiens handen deze dingen vallen, van diegene zijn ze, en de overgebleven dingen die niemand leuk vindt, worden terzijde gegooid, en niemand bewaart ze. En zo hebben de diverse materiële goederen van Gods huis theoretisch plekken waar ze worden bewaard, maar in werkelijkheid worden ze helemaal niet bewaard – die plekken zijn vuilnisbelten die door niemand worden beheert. Ze gooien de spullen gewoon op een plek en laten ze opstapelen. Er zijn kleding, schoenen en sokken, medicijnen en elektronica, evenals dagelijkse goederen en keukengerei – het is een warboel, met allerlei rommel erin, en zelfs voedsel voor mensen en voedsel voor honden wordt door elkaar gemengd. Als je vraagt wie deze dingen beheert en of ze die sorteren; of er instructies zijn voor deze dingen, en hoe ze bewaard moeten worden; of, als deze dingen niet nodig zijn voor het werk van Gods huis, of de broeders en zusters er behoefte aan hebben – weet niemand de antwoorden. Het is vrij normaal dat de broeders en zusters het niet weten, maar de leiders en werkers hebben ook op geen van deze vragen een antwoord – ze ontlopen volledig de verantwoordelijkheid voor deze dingen, en zeggen ofwel “Ik weet het niet,” of “Iemand zorgt daarvoor,” waarmee ze je afschepen en Gods huis bedriegen. Dit zorgt ervoor dat deze problemen onopgelost blijven. Het is voor leiders en werkers niet moeilijk om geschikte mensen te vinden om de diverse materiële goederen van Gods huis te beheren, toch? Valse leiders doen zelfs niet het eenvoudige werk van het zoeken van iemand die trouw is om deze dingen naar behoren te bewaren, een goede administratie bij te houden en ze goed gesorteerd te houden. Wat doen ze dan wel? Wanneer broeders en zusters kleding of dagelijkse benodigdheden aan Gods huis hebben geofferd en valse leiders deze spullen zien, drommen ze eromheen, als een roedel hongerige wolven die samen vlees verslinden. Ze passen eindeloos alle kledingstukken en blijven maar dingen voor zichzelf uitzoeken. Wanneer Gods huis verschillende soorten belangrijke en dure machines en apparatuur aanschaft, haasten ze zich om eerst de goede voor zichzelf uit te zoeken. Waarom zoeken ze de goede uit? Ze denken dat ze als leider of werker bevoorrechte gebruiksrechten hebben op de goederen van Gods huis. Wat Gods huis ook uitdeelt, zij kiezen altijd eerst de beste spullen. Zo behandelen ze de goederen van Gods huis. Is dit werk doen? Is dit niet een uiting van valse leiders? Als het gaat om dingen met een houdbaarheidsdatum – bijvoorbeeld voedsel en medicijnen – kan het valse leiders gewoon niet schelen. Ze zoeken geen geschikt personeel om ze te beheren, noch vertellen ze het personeel: “Sommige van deze dingen hebben een houdbaarheidsdatum, maak er dus meteen een aantekening van. Haast je om ze aan broeders en zusters toe te wijzen vóór hun vervaldatum, zodat ze zinvol worden gebruikt – wacht niet tot ze vervallen; zorg dat ze niet verspild worden.” Valse leiders doen deze dingen nooit. Wanneer iets vervalt, gooien ze het gewoon weg. Wanneer leiders en werkers werk verrichten in Gods huis, zouden ze, strikt genomen, de rentmeesters van Gods huis moeten zijn. Het eerste wat ze zouden moeten doen, is de goederen van Gods huis goed en redelijk bewaren, er streng op toezien en in dit opzicht de juiste controle uitvoeren. Dit is ook een fundamentele taak van het werk van Gods huis, maar valse leiders kunnen zelfs zulk fundamenteel werk als dit niet doen. Zijn ze verward, van slecht kaliber en dom – of hebben ze een onzuiver hart? Als ze dom en verward zijn, hoe weten ze dan de goede spullen voor zichzelf uit te zoeken? Waarom doen ze geen afstand van hun eigen spullen of geven ze die niet terloops aan andere mensen? Waarom verknoeien of beschadigen ze hun eigen spullen niet? En waarom is dit hun houding ten opzichte van de spullen van Gods huis? Het is duidelijk dat het hun aan morele principes ontbreekt en dat ze een onzuiver hart hebben. Zodra leiders en werkers status hebben gekregen en in contact komen met een groter bereik van het werk van Gods huis, krijgen ze bevoorrechte toegang tot de diverse materiële goederen en publieke eigendommen van Gods huis, en zijn zij het meest geïnformeerd over deze dingen. En toch negeren ze die, bewaren ze die niet naar behoren, en staan ze toe dat iedereen ze gebruikt en meeneemt; ze laten het gewoon over aan wie er maar om wil geven, en als iemand er niet om wil geven en onverantwoordelijk is, vinden ze dat niet erg, en zelfs als ze ontdekken dat iemand een probleem heeft, lossen ze het niet op. Dit zijn valse leiders. Op dit punt hebben we geconcludeerd dat valse leiders, behalve dat ze van slecht kaliber zijn en geen last dragen, ook een onzuiver hart hebben en een slecht karakter. Aangezien deze leiders van slecht kaliber zijn en het hun aan bevattingsvermogen ontbreekt, is het begrijpelijk dat ze werk dat met de waarheid en de ingang in het leven te maken heeft, slecht doen. En aangezien ze van slecht kaliber zijn en geen werkcapaciteit hebben, is het ook nog te tolereren dat ze werk dat met administratie te maken heeft slecht doen. Maar dat ze zelfs niet in staat zijn om werk te verrichten dat het beheer van de diverse goederen van Gods huis betreft – wat het meest minimale, eenvoudige werk is – toont iets nog duidelijker aan: het probleem van sommige valse leiders is niet dat ze eenvoudig een slecht kaliber hebben en geen last dragen; het gaat veel verder, ze hebben een bijzonder laag karakter en een slechte menselijkheid. Door onze communicatie over de tiende verantwoordelijkheid van leiders en werkers is nog een uiting van valse leiders onthuld: ze zijn niet alleen van slecht kaliber, dragen geen last en geven zich over aan vleselijk comfort – ze hebben ook een slecht karakter en een onzuiver hart. Dingen die niet van hen zijn, gaan hen niet aan – ze bewaren ze niet eens. Je bent tot rentmeester van Gods huis gemaakt, en toch bijt je de hand die je voedt en bescherm je de belangen van Gods huis niet terwijl je ervan leeft; je gooit de spullen van Gods huis terloops aan de kant, alsof ze van buitenstaanders zijn, je bewaart ze niet, en je vindt het geen probleem. Dit is geen nalatigheid in het vervullen van je verantwoordelijkheden – het is een probleem met je menselijkheid, het is een ernstig gebrek aan morele principes! De dingen die ze zouden moeten bewaren slecht bewaren, of niet bewaren, duidt erop dat valse leiders geen menselijkheid hebben en dat ze een onzuiver hart hebben. Ze kunnen de goederen van Gods huis niet eens goed bewaren, dus als ze die zouden moeten verdelen, zouden ze dat dan redelijk kunnen doen? Ze schieten nog veel verder tekort in het handelen volgens de principes. Ze zien dat de spullen van Gods huis achteloos worden weggegooid, beschadigd en verspild, zonder dat er een goed iemand is om ze te beheren, en ze weten maar al te goed in hun hart dat dat niet juist is – en toch pakken ze dit niet aan. Dat is het hebben van een onzuiver hart. Kan dat uitschot, met hun onzuivere harten, de diverse materiële goederen van Gods huis redelijk verdelen? Dat kunnen ze nog veel minder – als je hen die dingen laat verdelen, zullen ze dingen doen die nog immoreler zijn.
In een boerderijkerk waar honden worden gehouden, bekommert de persoon die verantwoordelijk is voor hun verzorging zich erg om de pasgeboren puppy's. Hij was bang dat de puppy's niet de benodigde voeding zouden krijgen, dus vroeg hij om biologische eieren voor de honden. De valse leider daar keurde het verzoek onmiddellijk goed; hij dacht er niet over na hoe schaars biologische eieren zijn. Er zijn er niet eens genoeg voor de mensen, dus waarom zou je ze aan de honden geven? Is dit niet een absurde manier om deze zaak te behandelen? Wat is de aard van dit gedrag van die valse leider? Hoe moeten we dit typeren? Is de handelwijze van die valse leider niet absurd? Wat die valse leider constant uitspreekt, telkens als hij zijn mond opendoet, zijn doctrines waarmee hij mensen naar de mond praat, in werkelijkheid begrijpt hij niets van de principes van de waarheid. Wanneer er dus iets gebeurt, benadert en behandelt hij dat volgens menselijke verbeeldingen, voorkeuren en subjectieve wensen – en dit leidde er uiteindelijk toe dat hij zoiets walgelijks deed als de honden biologische eieren voeren. Kan een dergelijke toewijzing van de eigendommen van Gods huis door die valse leider als verstandig worden beschouwd? (Nee.) Waarom kan hij de dingen niet verstandig toewijzen? Op het eerste gezicht lijkt het misschien alsof de valse leider al bij deze zeer kleine kwestie ingreep, er zorg voor droeg en de zaak opvolgde, en dat hij ruimschoots reden en grond had om dit verzoek te steunen – maar handelde hij in overeenstemming met de principes? Handelde hij volgens de principes die door Gods huis worden vereist? Nee. Als we dus naar de aard van zijn handeling kijken, is het dan een goede daad of een slechte daad? Is het vervulling van zijn verantwoordelijkheid of is het plichtsverzuim? Het is plichtsverzuim – het is principeloos, het is roekeloos kwaad doen! Wat zie je door deze kwestie als de essentie van de menselijkheid van deze valse leider? Is het niet een verwrongen begrip en de blinde toepassing van regels? Wat hij voortdurend uitspreekt, zijn correcte doctrines, en het klinkt alsof ze geen foute zin bevatten, maar in feite zijn zet allemaal verwrongen. Zulke mensen zijn schijngeestelijk en hebben een verwrongen begrip – het zijn onbenullen die geen geestelijk begrip hebben. We zeiden zojuist dat de menselijkheid van valse leiders hieruit bestaat dat ze een laag karakter en een onzuiver hart hebben. Wanneer het tijd is om de goederen van Gods huis toe te wijzen, ontbreekt het hen aan principes en wijzen ze de goederen blindelings toe, wat onthult dat valse leiders een verwrongen begrip hebben en blindelings regels toepassen, en dat ze principeloos zijn in hun handelen – ze handelen simpelweg blind en willekeurig. Valse leiders lijken van buitenaf heel welwillend en vriendelijk, maar in werkelijkheid is dit valse welwillendheid en valse vriendelijkheid. Toen een teefje bijvoorbeeld puppy's wierp, zei de hondenverzorger dat ze de honden een nieuwe deken moesten geven die voor mensen bedoeld was. Iemand anders zei toen: “Het zou zonde zijn om een nieuwe deken aan de honden te geven – het is beter om die aan de broeders en zusters te geven en de oude deken die we vervangen aan de dieren te geven.” Wat vinden jullie van dit voorstel? Nieuwe dingen toewijzen aan mensen en oude dingen aan dieren is heel redelijk. Dit is het principe; dit is een redelijke toewijzing. Hoe gaan valse leiders met zulke zaken om als ze die tegenkomen? Nadat de valse leider dit had gehoord, dacht hij bij zichzelf: “De dieren krijgen nooit nieuwe dingen. Ze gebruiken altijd oude, vieze dingen. Wij, mensen, krijgen altijd de nieuwe dingen. Gods woorden vertellen ons dat we soms niet eens zo goed zijn als varkens of honden. Vecht dus niet met varkens en honden om spullen. Dat is een gebrek aan menselijkheid.” En zo kwam het dat hij de nieuwe deken aan die dieren gaf. De mensen daar leden misschien geen verlies door een oude deken te gebruiken, maar de manier waarop deze zaak werd afgehandeld, is zeer illustratief voor het probleem. Welke rol speelde de valse leider in deze kwestie? Zouden jullie zeggen dat normale mensen zoiets zouden kunnen doen? (Nee.) Wat voor soort mensen laten de zaken dan zo ver komen bij de behandeling van deze kwestie? (Absurde typen die de rede of het denkvermogen van normale mensen missen.) Deze antwoorden zijn allemaal correct – die mensen zijn geen knip voor de neus waard. Wanneer normale mensen zoiets tegenkomen, weten ze hoe ze het verstandig moeten aanpakken, maar schijngeestelijke valse leiders met een verwrongen begrip weten niet hoe ze het moeten aanpakken. Hun manier van aanpakken lijkt ook een basis te hebben, en lijkt ook in overeenstemming te zijn met de principes van Gods huis en ondersteund te worden door overvloedige, verstandige rechtvaardigingen – en toch, als mensen het horen, weten ze niet of ze moeten lachen of huilen, zo belachelijk is het. Hoe kan het dat ze zelfs zulke eenvoudige, duidelijke logica niet kunnen begrijpen? Hoe komt het dat ze het op zo’n verwrongen manier aanpakken? Het is misselijkmakend. Als je hen als rentmeesters aanstelt, laten ze honden op muizen jagen, katten het huis bewaken en varkens in de bedden slapen – alles wordt een puinhoop. Zijn valse leiders in staat om de diverse materiële goederen van Gods huis verstandig toe te wijzen? (Nee.) Ze zijn een slag apart, warhoofden en absurde typen. Afgezien van die valse leiders met een bijzonder verwrongen begrip en een onzuiver hart, maakt de meerderheid van de valse leiders ook een puinhoop en een warboel van dit soort werk, ook al hebben ze enig kaliber en is hun begrip niet verwrongen. Ze kunnen zelfs de meest minimale verantwoordelijkheden die ze zouden moeten vervullen niet nakomen. Wanneer je hun naar dit werk vraagt, is hun antwoord altijd hetzelfde: “Die-en-die is ermee bezig. Die-en-die weet ervan. Als je vragen hebt, moet ik het aan die-en-die gaan vragen.” En dat is het laatste wat je ervan hoort. Dit is de uiting die valse leiders vertonen wanneer ze dit werk doen.
Wat het werk van het toewijzen van de diverse materiële goederen van Gods huis betreft, zijn valse leiders niet alleen onbekwaam om dit volgens de door Gods huis vereiste principes te doen, maar laten ze hierbij ook veel van hun persoonlijke gevoelens, voorkeuren, verlangens en persoonlijke opvattingen meespelen. Ze maken een zootje en een chaos van dit werk, zonder ook maar enig principe. Het gebeurt dus vaak dat, wanneer een valse leider de diverse goederen van Gods huis beheert, er dingen beschadigd raken, zonder reden worden verspild, of zoekraken en de tellingen niet meer kloppen, en dat alles zonder dat iemand er weet van heeft. Andere goederen worden door individuen voor persoonlijk gebruik meegenomen, zonder dat ze dit registreren of melden. Valse leiders kunnen zelfs zo'n eenvoudige administratieve taak niet goed uitvoeren. Ze maken een puinhoop van dit werk, maar voelen zich desondanks gerust, denkend dat ze veel werk hebben verricht. Valse leiders voeren nooit de reguliere inspectie, het onderhoud en de zorg voor de diverse materiële goederen van Gods huis uit; in hun hart geven ze geen zier om deze goederen. Stel dat je hun vraagt: “Is er iemand die zorgdraagt voor het onderhoud van deze apparatuur? Zijn er gevallen van verspilling geweest bij de aanschaf van reserveonderdelen tijdens reparaties? Of van mensen die te veel hebben uitgegeven of zijn opgelicht? Is er iemand ter verantwoording geroepen na die incidenten? Is er iemand beboet of gewaarschuwd?” Valse leiders zullen van dit alles niets weten of erom geven. Of er geld onrechtmatig is uitgegeven bij de aankoop van spullen voor Gods huis, of er iemand is aangesteld om die spullen te beheren nadat ze zijn gekocht, of de gekochte spullen geschikt zijn en of ze effectief gebruikt kunnen worden, en, zo niet, of ze binnen de gestelde termijn zijn geretourneerd of geruild – van dit alles weten ze niets. Het zijn zulke imbecielen – ze weten helemaal niets. Het enige waar valse leiders aan denken, is hoe ze op bijeenkomsten doctrines kunnen prediken om door mensen geacht te worden; ze hebben geen enkel werkvermogen als het gaat om de specifieke kwestie van het beheer van goederen, noch nemen ze deze zaak serieus. Ze weten niet dat dit werk is dat ze zouden moeten doen, noch weten ze hoe ze het moeten doen. De opvatting die valse leiders hebben over de goederen van Gods huis is dat die van iedereen zijn. Wie dus iets wil gebruiken, mag dat doen, en wie iets nodig heeft, mag het pakken of aanvragen bij de hogergeplaatsten – dat dit ieders recht is, en dat de goederen van Gods huis niet onder het beheer of de controle van een individu zouden moeten staan. Dus, als iemand een machine kapotmaakt of verliest, kan het hun niets schelen, en als iemand een aanvraag doet om iets te kopen, maakt het hen ook niet uit of het duur of goedkoop is. Het is een feit dat Gods huis regels voor deze dingen heeft. Zolang leiders en werkers hun verantwoordelijkheden vervullen en de juiste controle uitvoeren volgens de principes van Gods huis, kunnen al dergelijke verliezen en verspilling worden vermeden. Toch doen valse leiders zelfs dit eenvoudigste werk dat verliezen kan voorkomen niet. Eten ze niet gewoon voor niets van het voedsel van Gods huis? Zijn het geen klaplopers? Is dit niet een specifieke uiting van de “valsheid” van valse leiders? Hoe zouden jullie zo’n leider aanpakken als je er een tegenkwam? (Hem ontslaan.) Alleen maar ontslaan, en daarmee is het klaar? Moet je hem niet het een en ander leren? “Die machine is daar neergezet en is vochtig geworden, en dagenlang heeft niemand ernaar gekeken. Het is niet duidelijk of de stroomvoorziening nog functioneert, of dat muizen aan de kabels hebben geknaagd.” Waarom bekommer je je niet om deze dingen? De computer die ik gebruik is kapot en moet gerepareerd worden. Het werk loopt vertraging op als hij niet gerepareerd wordt. Ik heb er al zo vaak bij je op aangedrongen – waarom heb je er geen aandacht aan besteed? Waar ben je de hele dag blindelings mee bezig, als een kip zonder kop? Als men er bij een leider zoals jij op rekent dat het werk wordt verricht, ben jij er verantwoordelijk voor dat het werk wordt vertraagd, en worden alle machines en materiële goederen door jouw hand vernietigd. Je zorgt niet voor de diverse goederen van Gods huis en beheert ze niet. Je bent ongeschikt om een leider te zijn – schiet op en treed af!” Is het in orde om hen op deze manier de les te lezen? (Ja.) Wat voor eigenschappen heeft iemand die het aandurft leiders en werkers de les te lezen? Ten eerste moet zo iemand moedig zijn, en een gevoel voor rechtvaardigheid hebben. Sommigen zeggen misschien: “Ik durf de leiders en werkers niet de les te lezen. Zij zijn de officieren en ik ben maar een soldaat, mijn rang is zoveel lager dan die van hen. Zij hebben de waarheid en kunnen preken. Ik ben nergens goed in en niet in de positie om hen de les te lezen.” Is dat niet de logica van een schurk? (Jawel.) Dus, hoe zouden jullie dit soort leider dan de les lezen? “Als je dit werk kunt doen, doe dan je best en doe het in overeenstemming met de principes van Gods huis. Wat je ons ook opdraagt te doen, we zullen je gehoorzamen. Maar als je niet je best doet om dit werk te doen, als je het niet volgens de principes van Gods huis doet, krijg je ons nooit zover dat we naar je luisteren! Bovendien, als je geen echt werk doet, hebben we het recht je uit je functie te ontheffen en je te verwijderen! Als je iemand wilt schaden, schaad dan jezelf – je moet niet proberen ons allemaal te schaden.” Zouden jullie hen op deze manier durven te berispen? (Ja.) Dat zeggen jullie nu wel, maar zouden jullie het ook echt durven als het erop aankomt? Over het algemeen durven jullie, bij zaken die de waarheidsprincipes en belangrijke kwesties raken, niet zomaar iets te zeggen, uit angst dat een gebrek aan inzicht en helderheid in spreken ertoe leidt dat je alleen maar een oordeel velt over de leiders en werkers en overlast veroorzaakt. Maar in de kwestie van het beheren van materiële goederen zouden jullie over inzicht moeten kunnen beschikken; jullie zouden in deze zaak onderscheidingsvermogen moeten leren en de principes ervan onder de knie moeten krijgen.
Er was een man die de leiding had over de kleding bij een filmproductieteam. Hij was onhandelbaar in zijn gedrag en verduisterde de hele tijd de goederen van Gods huis. Toen hij het filmproductieteam verliet, nam hij wat spullen mee, en een latere controle van de boekhouding toonde aan dat een groot deel van het geld dat hij had ontvangen niet kon worden verantwoord. Bovendien had hij geld hoewel hij niet werkte, en had hij ook veel luxeartikelen gekocht. Veel mensen hadden hem gevleid toen hij bij het filmproductieteam zat, en ze wilden allemaal op goede voet met hem komen te staan, zodat ze, wanneer ze kleding nodig hadden, het alleen maar hoefden te vragen en hij het hun zou geven. Als iemand op slechte voet met hem stond, gaf hij diegene niet eens de kleding die deze persoon behoorde te krijgen. Wat voor soort probleem is dit? Dit is een probleem met het managementpersoneel. Enerzijds verduisterde hij zelf deze spullen; anderzijds wees hij de goederen van Gods huis niet toe in overeenstemming met de principes, maar handelde hij in plaats daarvan op basis van zijn gevoelens, zijn eigen wil en zijn relaties. Volgens de principes had deze persoon weggezuiverd moeten worden. Dit was een overduidelijk probleem. Niet alleen deed de valse leider dit niet, maar hij beschouwde hem zelfs als een goed persoon en regelde dat hij ergens anders zijn plicht kon uitvoeren. Maakte dit de fout niet nog erger? Wat vinden jullie van de manier waarop dit werk is gedaan? Was dit in overeenstemming met de principes? Vervulde deze leider de verantwoordelijkheden die leiders en werkers zouden moeten vervullen? (Nee.) Laten we voor nu even buiten beschouwing laten wat voor voordelen de leider kon behalen door die persoon op deze manier te behandelen – puur oordelend naar hoe hij de kwestie aanpakte, wat was de aard hiervan? Het was het de hand boven het hoofd houden van een kwaadaardig persoon op basis van gevoelens, en het hem niet behandelen volgens de principes van Gods huis. Dus, om dat te koppelen aan het tiende punt van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers: welke fout maakt dit soort leider en werker in zijn omgang met de diverse materiële goederen van Gods huis? Vervulde deze leider zijn verantwoordelijkheden? Was zijn aanpak van de kwestie gebaseerd op het beschermen van de goederen van Gods huis? Dat was het beslist niet. Ze namen de goederen van Gods huis niet serieus; ze knepen zelfs een oogje toe en stonden toe dat deze goederen naar believen door de kwaadaardige persoon werden geruïneerd of meegenomen. Zouden ze het zo aanpakken als hun eigen spullen beschadigd of door anderen in bezit genomen werden? Nee – dan zouden ze denken aan wraak en schadevergoeding. Dus, waarom kozen ze bij de goederen van Gods huis niet voor dezelfde aanpak? Ze zeiden zelfs: “Hij mag best een paar dingen meenemen als hij dat wil – zoveel neemt hij niet mee. Hij mag best een paar spullen verduisteren – wie verlangt er niet een klein beetje naar dit zelf te doen? Wat maakt dat kleine beetje dat hij verduistert nu uit? Het is niet alsof anderen daardoor minder krijgen.” Wat voor houding is dit? Is dit de houding die leiders en werkers zouden moeten hebben ten opzichte van de goederen van Gods huis? (Nee.) Bijten ze niet de hand die hen voedt? En welke logica voerden ze uiteindelijk aan? “Laat hem die dingen maar verduisteren – we hoeven deze rekeningen niet met hem te vereffenen. Wat stellen die onbeduidende fondsen en goederen nu voor? Antichristen verduisteren zoveel meer dan dat. Zijn verduistering van die goederen is een zaak tussen hem en God – het is zijn zaak hoe hij zich te zijner tijd voor God zal verantwoorden. Wij hebben daar niets mee te maken.” Welke gedachten en gevoelens komen in jullie op als je een leider zoiets hoort zeggen? Iedereen met enig gevoel voor rechtvaardigheid, met een beetje gewetensbesef, zou vanbinnen huilen bij het horen van deze woorden, en zich diepbedroefd en teleurgesteld voelen, zelfs al was men maar een gewone volgeling, laat staan als men een leider of werker was! Dit type valse leiders genieten van zoveel van Gods genade en bescherming, en van zoveel van Zijn waarheden, maar toch hebben ze deze koelbloedige houding ten opzichte van de goederen van Zijn huis. Bezitten zij menselijkheid? Zijn ze geschikt om leider of werker te zijn? (Nee.) Is zo iemand, eenmaal ontslagen, in de toekomst nog gekwalificeerd om leider of werker te zijn? (Nee – hun menselijkheid is slecht.) Hoe uit hun slechte menselijkheid zich? (in het niet behartigen van de belangen van Gods huis.) Wat is de specifieke handeling waarin ze de belangen van Gods huis niet behartigen? Wat is de essentie van deze specifieke uiting? Mensen als dezen hebben een onzuiver hart en een laag karakter; ze praten heel aardig, maar doen niets concreets. Zulke mensen mogen absoluut geen leiders en werkers zijn. Zij van wie het hart onzuiver is, zijn geen liefhebbers van de waarheid, maar zijn uit op eigen gewin; zij van wie het hart onzuiver is, geven totaal geen aandacht aan Gods uitverkorenen, en ze behartigen absoluut niet het werk van de kerk of de belangen van Gods huis.
Het eerste fundamentele wat leiders en werkers moeten doen, is goed toezien op de diverse materiële goederen van Gods huis en zorgen voor een goede bewaking, zodat er geen goederen beschadigd, verspild of zoekraken, of door kwaadaardige mensen in bezit worden genomen. Dit is het minimum wat ze behoren te doen. Zodra je gekozen wordt als leider of werker, beschouwt Gods huis je als zijn rentmeester: je behoort tot de managementklasse en de taak die je op je schouders neemt, is zwaarder dan die van anderen. Je draagt een grote verantwoordelijkheid. Daarom raakt elke houding van jou, elke handeling, elk plan voor het aanpakken van kwesties en elke methode voor het oplossen van problemen, de belangen van Gods huis. Als je de belangen van Gods huis niet eens overweegt of ter harte neemt, ben je ongeschikt om een rentmeester van Zijn huis te zijn. Wat voor soort persoon is dit? Waarom zijn ze ongeschikt om een rentmeester van Gods huis te zijn? Onder de valse leiders zijn er sommigen die niet alleen een slecht kaliber hebben: hun kernprobleem is dat ze geen last dragen; ze weten niet hoe ze moeten werken, maar ze zoeken de waarheid niet, en ze zijn niet in staat om zelfs de minimale verantwoordelijkheden te vervullen die een rentmeester zou moeten vervullen. Ze hebben geen geweten of verstand. Dit komt doordat ze een onzuiver hart hebben, een laag karakter, en egoïstisch en verachtelijk zijn; ze behartigen het werk van de kerk totaal niet, maar schaden en verkopen vaak de belangen van de kerk om bij mensen in de gunst te komen en hun relaties met anderen te onderhouden, ten koste van de belangen van de kerk. Ze laten toe dat de materiële goederen van Gods huis beschadigd, verspild of zoekraken, of zelfs door kwaadaardige mensen in bezit worden genomen, en dit kan hun totaal niets schelen en voelen hierover ook maar het minste gevoel van schatplichtigheid of schuld. Dus, als het gaat om het selecteren van leiders en werkers, wat is dan, vanuit het perspectief van de menselijkheid, het meest elementaire dat ze moeten bezitten? Ze moeten een geweten en een gevoel voor rechtvaardigheid hebben, en hun motieven moeten zuiver zijn. Hun menselijkheid moet eerst de proef doorstaan. Ongeacht hoeveel werkvermogen ze bezitten, of welk kaliber ze hebben, mensen van dat soort zullen als rentmeesters aan de norm voldoen als ze als supervisors dienen. Ze zullen op zijn minst in staat zijn om de belangen van Gods huis en de gemeenschappelijke belangen van de broeders en zusters te behartigen. Ze zullen absoluut de belangen van de broeders en zusters niet verraden, en ook niet die van Gods huis. Wanneer de belangen van Gods huis en de broeders en zusters op het punt staan geschaad of benadeeld te worden, zullen ze er van tevoren aan gedacht hebben, en zullen ze de eersten zijn die naar voren stappen om die te beschermen, zelfs als dat hun eigen veiligheid in gevaar brengt, of vereist dat ze een prijs betalen of lijden. Dit zijn allemaal dingen die mensen met een geweten en rede kunnen doen. Sommige valse leiders en werkers haasten zich om een veilige plek te vinden om zich te verstoppen wanneer ze met gevaarlijke omstandigheden worden geconfronteerd, maar om de belangrijke goederen van Gods huis – boeken met Gods woorden, mobiele telefoons, computers, enzovoort – geven ze niet en vragen er niet naar. Als ze zich zorgen maakten over hoe hun arrestatie het grotere geheel van het werk van de kerk zou beïnvloeden, zouden ze anderen kunnen sturen om deze zaken af te handelen – maar het enige wat deze valse leiders doen is zich verstoppen omdat ze bang zijn voor hun eigen veiligheid. Ze zijn doodsbang, en om hun eigen veiligheid te garanderen, doen ze niet wat ze kunnen. Er zijn daarom vele gevallen geweest waarin de nalatigheid, het verzuim en de onverantwoordelijkheid van valse leiders ertoe hebben geleid dat de diverse goederen van Gods huis en de offergaven aan God door de grote rode draak werden geplunderd en meegenomen toen zich gevaarlijke situaties voordeden, wat tot ernstige verliezen heeft geleid. Wanneer deze situaties zich in de kerk voordoen, zou de eerste gedachte van leiders en werkers moeten zijn om de apparatuur en materiële goederen van Gods huis op geschikte plaatsen onder te brengen, om ze over te dragen aan geschikte mensen zodat deze ervoor kunnen zorgen; de grote rode draak mag absoluut niet de kans krijgen om ze mee te nemen. Maar valse leiders denken nooit aan zulke dingen; ze stellen nooit de belangen van Gods huis op de eerste plaats, maar stellen in plaats daarvan hun eigen veiligheid voorop. Het falen van valse leiders om echt werk te doen, is er vaak de oorzaak van dat diverse belangrijke goederen van Gods huis verloren gaan of schade oplopen. Is dit geen ernstig plichtsverzuim van de kant van valse leiders? (Jawel.)
Wanner we kijken naar het tiende punt van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers, wat is dan de voornaamste uiting van valse leiders die we ontmaskeren? De houding van valse leiders ten opzichte van de materiële goederen van Gods huis is er een van onverschilligheid en veronachtzaming; ze handelen niet volgens de principes, maar wijzen die dingen willekeurig toe, gebaseerd op hun eigen verbeeldingen en voorkeuren. Terwijl zij de zaken beheren, lopen de goederen van Gods huis vaak in meer of mindere mate schade op en worden verspild, wat verliezen veroorzaakt voor het werk van Gods huis. Dit is de voornaamste uiting van valse leiders. Valse leiders kunnen zelfs deze eenvoudigste, afzonderlijke administratieve taak niet aan; ze kunnen zelfs dezen niet doen of goed doen – wat kunnen ze dan wel? Wanneer jullie zulke mensen als leiders zien optreden, mogen jullie dus hun werk inspecteren en er toezicht op houden. Als ze een puinhoop maken van deze ene administratieve taak, zelfs niet doen wat ze kunnen, en geen andere geschikte mensen zoeken om het te doen als ze geen tijd hebben, dan moeten zulke leiders onmiddellijk worden ontslagen en uit hun functie worden ontheven. Gods huis zal hen nooit gebruiken. Is dit passend? (Ja.) Waarom? Een persoon wiens hart onzuiver is, wiens begrip verwrongen is, en die alleen handelt volgens zijn gevoelens en zijn egoïstische, verachtelijke ambities en verlangens, is niet te vertrouwen. Welk werk kan een onbetrouwbaar persoon goed doen? Welke plicht kunnen ze goed doen? Zijn ze in staat om een plicht getrouw te vervullen? (Nee.)
Heb ik via de communicatie van vandaag over het tiende punt van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers niet duidelijk nog een principe en norm uiteengezet die van leiders en werkers wordt vereist? Waar het hier om gaat is niet een kwestie van kaliber, noch een kwestie van werkvermogen, maar een kwestie van menselijkheid. Observeer de mensen die als leiders en werkers dienen, of degenen die de kerk opleidt, en kijk of er onder hen zijn die een slechte menselijkheid hebben en een onzuiver hart, wiens menselijkheid dezelfde is als die van de valse leiders die in het tiende punt zijn ontleed. Als je echt zulke leiders en werkers vindt, zou je hen uit hun functie moeten ontheffen, en je moet onthouden om zulke mensen nooit als leiders te kiezen, en zulke mensen nooit op te leiden tot leiders en werkers. Als sommige mensen het karakter van die personen niet begrijpen en hen kiezen, rapporteer hen dan onmiddellijk. Geef hun niet de kans om leiders en werkers te zijn. Die mensen worden geen leiders en werkers om echt werk te doen, maar om het werk van de kerk te vernietigen. Als zij leiders worden, zullen de diverse materiële goederen van Gods huis hierdoor alleen maar te gronde gaan. Willen jullie zo’n gevolg zien? (Nee.) Hoe zouden jullie zulke mensen dus moeten behandelen? Als ze momenteel als leiders dienen, rapporteer hen en onthef hen uit hun functie. Als ze dat niet zijn, als ze nog niet gekozen zijn, zeg dan tegen iedereen: “Deze persoon deugt niet. Kies hem onder geen beding; het zou schadelijk zijn voor de kerk.” En als mensen door hen zijn misleid en op het verkeerde been gezet zodat ze toch zijn verkozen, moet je iedereen onmiddellijk informeren: “We hebben vandaag iets verkeerds gedaan. We hebben iemand met een slechte menselijkheid, wiens hart onzuiver is, als onze leider gekozen. Nu we dit hebben gedaan, zullen de belangen van Gods huis verliezen en schade gaan lijden. We moeten hem onmiddellijk uit zijn functie ontheffen, om te voorkomen dat de belangen en de diverse goederen van Gods huis worden geschaad. We mogen hem niet laten slagen in zijn complot.” Is dit een passende handelwijze? (Ja.)
Degenen die tot leiders en werkers zijn verkozen moeten een goed kaliber en werkbekwaamheid hebben. Er gelden echter ook vereisten met betrekking tot hun karakter. Wat zeggen jullie, is het het geval dat de meeste mensen niet voldoen aan de criteria om leiders en werkers te zijn? Welke van deze drie is het meest cruciaal? (Menselijkheid.) En wat komt er op de tweede plek? (Werkvermogen.) En wat komt er daarna? (Of ze wel of geen kaliber hebben.) Die volgorde is behoorlijk nauwkeurig. Wanneer jullie in de toekomst leiders kiezen, meet hen dan af aan deze volgorde. Sommige mensen zeggen: ‘Er is een probleem met deze volgorde: stel dat menselijkheid op de eerste plaats komt en er mensen zijn die over goede menselijkheid beschikken, maar een behoorlijk slecht kaliber hebben. Als zij worden geselecteerd als leiders, zullen ze geen echt werk kunnen verrichten, is het dan toch in orde om alleen rekening te houden met de menselijkheid van mensen? De menselijkheid van mensen is van het grootste belang, en het is het eerste waar je naar zou moeten kijken, maar het is niet het enige waar je rekening mee moet houden bij het kiezen van leiders en werkers. Als de menselijkheid van een persoon aan de norm voldoet, kijk je vervolgens naar zijn werkvermogen. Als hij geen werkvermogen heeft en geen echt werk kan doen, kun je hem vragen om werk op zich te nemen dat zijn capaciteiten niet te zeer op de proef stelt. Als hij een goede menselijkheid heeft, en hij in staat is om het werk op zich te nemen en zijn best te doen om het goed te doen, en hij iemand is die te vertrouwen is, en Gods huis geen bezwaren hoeft te hebben om hem in te zetten, en hij stichtend, behulpzaam en heilzaam is voor de meeste broeders en zusters, dan voldoet hij aan de norm. Als zijn kaliber slecht is en hij geen werkvermogen heeft, of als hij qua werkvermogen slechts gemiddeld is, laat hem dan wat eenvoudig werk of een enkele taak verrichten. Als hij een goed kaliber en een sterk werkvermogen heeft, kan hij belangrijk werk of meerdere verschillende taken verrichten. Kunnen jullie niet eens dit soort regelingen treffen? Zullen mensen met een slechte menselijkheid en een onzuiver hart, ongeacht hoe groot hun werkvermogen is, het werk goed kunnen doen? (Nee.) Als ze de leiding hadden over een bedrijf of een paar werknemers, zou het misschien geen probleem zijn – maar welke kwesties zouden zich kunnen voordoen als ze zouden worden gevraagd de verschillende materiële voorwerpen van het huis van God te beheren? Ten eerste zouden ze deze voorwerpen beslist niet volgens de principes die het huis van God vereist beheren of aanpakken. Ze hebben hun hart niet op de juiste plaats en houden niet van de waarheid. In hun hart smeden ze alleen maar boze plannen, ze koesteren er alleen maar kwaadaardige ideeën en gedachten , zodat alles wat ze doen in overeenstemming is met hun eigen voorkeuren en gebaseerd is op hun eigenbelang, niet op de principes van de waarheid of rechtvaardigheid. Ze bedenken alleen wat ze te winnen of te verliezen hebben, en besteden geen aandacht aan de principes die het huis van God vereist – daarom zijn ze voorbestemd te falen in het werk van leiders en werkers. Waardoor wordt dit bepaald? Door hun karakter; het wordt niet bepaald door hun werkvermogen. Als je dus afweegt of iemand nobel of laag is, en of iemand voldoet aan de normen van het huis van God voor het kiezen van leiders en werkers, kijk dan eerst naar hun menselijkheid: als hun menselijkheid betrouwbaar is en aan de norm voldoet, kun je vervolgens nagaan of ze werkvermogen bezitten en een last dragen. Vervolgens overweeg je de andere aspecten.
Dit is het tiende punt van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers. Dit is min of meer wat er in het tiende punt van de diverse uitingen van valse leiders ontleed wordt. Uit de houding en uitingen waarmee valse leiders met de materiële goederen van Gods huis omgaan, is op te maken dat de meesten van hen geen geweten en verstand hebben, dat hun menselijkheid te slecht is en ze geen verantwoordelijkheid nemen – je zou kunnen zeggen dat ze een onzuiver hart hebben. Hebben we nu niet nog een bewijs dat gebruikt kan worden om vast te stellen dat iemand een valse leider is? Sommige valse leiders kunnen geen werk doen omdat hun kaliber slecht is, en omdat ze blind zijn en geen inzicht in dingen hebben. Sommigen doen geen echt werk omdat hun hart onzuiver is, en ze uitsluitend uit zijn op eigen voordeel – ze behartigen de belangen van Gods huis niet, en het kan hun niet schelen of Gods uitverkorenen leven of sterven. Elk soort valse leider moet zo snel mogelijk uit zijn functie worden ontheven en geëlimineerd, om vertragingen in het werk van Gods huis en schade aan Zijn uitverkorenen te voorkomen.
1 mei 2021