De verantwoordelijkheden van leiders en werkers (12)
Tijdens onze vorige bijeenkomst hebben we gecommuniceerd over het tiende punt van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers: “Beheer de verschillende materiële zaken van Gods huis (boeken, diverse apparatuur, graan, enzovoort) naar behoren en verdeel ze verstandig, en voer regelmatig inspecties, onderhoud en reparaties uit om schade en verspilling te minimaliseren; voorkom tevens dat boosaardige mensen er bezit van nemen.” De communicatie over het tiende punt ging over het werk dat leiders en werkers behoren te doen en de verantwoordelijkheden die ze behoren te vervullen met betrekking tot de diverse materiële goederen van Gods huis, en tegelijkertijd legde het door vergelijking de diverse uitingen van valse leiders bloot. Als leiders en werkers de verantwoordelijkheden vervullen die ze in elk onderdeel van het werk van Gods huis behoren te en kunnen vervullen, dan voldoen ze als leiders en werkers aan de norm; als ze hun verantwoordelijkheden niet vervullen en geen werkelijk werk doen, dan is het overduidelijk dat het valse leiders zijn. Wat het tiende punt betreft, doen valse leiders uiteraard geen goed werk bij het beheren en verstandig verdelen van de diverse materiële goederen van Gods huis – die goederen worden niet goed beheerd, of misschien zelfs helemaal niet, en de valse leiders maken een puinhoop van de verdeling. Het kan zelfs zijn dat ze dit werk totaal niet serieus nemen. Hoewel het om werkzaamheden met betrekking tot algemene zaken gaat, is het nog steeds een verantwoordelijkheid die leiders en werkers behoren te vervullen en werk dat ze behoren te doen. Ongeacht of ze het werk zelf doen, of dat ze geschikte mensen regelen om het te doen en tevens toezicht houden, inspecties uitvoeren, controleren of er voortgang wordt geboekt, enzovoort – dit werk is hoe dan ook onlosmakelijk verbonden met de verantwoordelijkheden van leiders en werkers; ze staan in direct verband met elkaar. Daarom vervullen leiders en werkers wat betreft dit werk hun verantwoordelijkheden niet en doen ze hun werk niet goed als ze de diverse materiële goederen van Gods huis niet naar behoren beheren en verstandig verdelen. Dit is één uiting van valse leiders. Tijdens onze vorige bijeenkomst hebben we de uitingen die valse leiders vertonen bij het afhandelen van dit soort algemene zaken eenvoudig blootgelegd en ontleed, en we hebben enkele voorbeelden gegeven. Als iemand een valse leider is, dan heeft hij absoluut zijn verantwoordelijkheden in dit werk niet vervuld, en het werk dat hij doet, voldoet niet aan de norm. Dit komt doordat valse leiders zich nooit inspannen voor echt werk – zodra het geregeld is, zijn ze er klaar mee, ze kijken nooit of het daadwerkelijk gedaan wordt of nemen deel aan het werk. Een andere belangrijke reden is dat valse leiders de principes van geen enkel werk dat ze doen, begrijpen. Zelfs als ze niet passief zijn in hun werk, is wat ze doen in strijd met de principes en regels die door het huis van God worden vereist, of zelfs volledig in strijd met de principes. Wat betekent het om in strijd te zijn met de principes? De implicatie is dat ze roekeloos handelen, dat ze wild handelen op basis van hun verbeelding, wil, gevoelens, enzovoort. In alle gevallen zijn er twee primaire uitingen van valse leiders als het gaat om dit punt van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers: de eerste is dat ze geen daadwerkelijk werk doen, en de tweede is dat ze de principes niet kunnen vatten, en dus geen daadwerkelijk werk kunnen doen. Dit zijn de fundamentele uitingen. Tijdens onze vorige bijeenkomst hebben we gecommuniceerd over en blootgelegd hoe de menselijkheid van valse leiders zich uit in de manier waarop ze dit soort algemene zaken aanpakken. Zelfs met dit eenvoudige, enkele stuk werk kunnen valse leiders hun verantwoordelijkheden niet vervullen. Ze hebben de bekwaamheid om dit werk te doen, maar ze doen het niet. Dit heeft te maken met het karakter en de menselijkheid van dit soort mensen. Wat is het probleem met hun menselijkheid? Hun hart deugt niet en hun karakter is laag. We hebben onze communicatie over de verantwoordelijkheden van leiders en werkers, de algemene principes en de diverse uitingen van valse leiders onder het tiende punt in principe afgerond. Vandaag zullen we verder communiceren over het elfde punt van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers.
Elfde punt: Kies in het bijzonder voor de taak van het systematisch registreren, tellen en beheren van offergaven betrouwbare mensen van wie de menselijkheid aan de norm voldoet; controleer en verifieer regelmatig de inkomsten en uitgaven, zodat gevallen van verkwisting of verspilling, evenals onredelijke uitgaven, direct kunnen worden vastgesteld – maak een einde aan dergelijke zaken en eis een redelijke vergoeding; voorkom bovendien koste wat kost dat offergaven in handen vallen van boosaardige mensen en dat zij er bezit van nemen.
Wat offergaven zijn
De inhoud van het elfde punt van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers is: “Kies in het bijzonder voor de taak van het systematisch registreren, tellen en beheren van offergaven betrouwbare mensen van wie de menselijkheid aan de norm voldoet; controleer en verifieer regelmatig de inkomsten en uitgaven, zodat gevallen van verkwisting of verspilling, evenals onredelijke uitgaven, direct kunnen worden vastgesteld – maak een einde aan dergelijke zaken en eis een redelijke vergoeding; voorkom bovendien koste wat kost dat offergaven in handen vallen van kwaadaardige mensen en dat zij er bezit van nemen.” Wat zijn de verantwoordelijkheden van leiders en werkers in dit werk? Wat is het belangrijkste werk dat ze moeten doen? (Offergaven naar behoren beheren.) Het tiende punt ging over het beheren en verstandig verdelen van de diverse materiële goederen van Gods huis; dit punt gaat over het naar behoren beheren van offergaven. De diverse materiële goederen van Gods huis en de offergaven ervan lijken enigszins op elkaar – maar zijn ze hetzelfde? (Nee.) Wat is het verschil? (Offergaven verwijzen voornamelijk naar geld.) Geld is er één aspect van. Hoe verschillen de diverse materiële goederen van Gods huis en offergaven van aard? Zijn boeken met Gods woorden offergaven? Zijn de diverse machines die voor het werk worden gebruikt offergaven? Zijn de diverse dagelijkse benodigdheden die Gods huis koopt offergaven? (Nee.) Wat zijn deze dan? In het huis van God zijn alle boeken met Gods woorden en alle verschillende soorten apparaten die nodig zijn voor het werk en die worden aangeschaft met geld dat door Gods uitverkorenen is geofferd – inclusief een verscheidenheid aan items zoals camera’s, audiorecorders, computers en mobiele telefoons – de materiële goederen van het huis van God. Daarnaast zijn tafels, stoelen, banken, voedsel en andere dergelijke dagelijkse benodigdheden ook de materiële goederen van het huis van God. Sommige van deze items worden door broeders en zusters gekocht, en andere koopt Gods huis met offergaven; ze worden allemaal geclassificeerd als de materiële goederen van het huis van God. Over dit onderwerp hebben we tijdens onze vorige bijeenkomst gecommuniceerd. We gaan nu verder met iets belangrijks waarover we bij het elfde punt zullen communiceren: offergaven. Wat zijn offergaven precies? Hoe wordt hun reikwijdte vastgesteld? Voordat we communiceren over de verantwoordelijkheden van leiders en werkers, is het noodzakelijk om de vraag wat offergaven zijn op te helderen. Hoewel de meeste mensen in het verleden in Jezus geloofden en deze fase van het werk al verschillende jaren hebben aanvaard, blijft hun concept van offergaven vaag. Het is hun onduidelijk wat offergaven werkelijk zijn. Sommigen zullen zeggen dat offergaven geld en materiële goederen zijn die aan God worden geofferd, terwijl anderen zullen zeggen dat offergaven voornamelijk naar geld verwijzen. Welke van deze uitspraken is juist? (Zolang iets aan God wordt geofferd, ongeacht of het geld is of een item, groot of klein, is het een offergave.) Dat is een relatief nauwkeurige samenvatting. Laten we nu de reikwijdte en de grenzen van offergaven duidelijk zijn, eens nauwkeurig definiëren wat offergaven precies zijn, zodat iedereen dit concept duidelijk begrijpt.
Wat offergaven betreft, staat in de Bijbel opgetekend dat God de mens oorspronkelijk vroeg om de tiende aan God te offeren – dit is een offergave. Ongeacht of het geofferde bedrag groot of klein was, en ongeacht wat er werd geofferd – of het nu geld of materiële goederen waren – zolang het een tiende was van iemands inkomen dat moest worden geofferd, was het absoluut een offergave. Dit was wat God van de mens vroeg, het was wat gelovigen in God aan God behoorden te offeren. Deze tiende vormt één aspect van offergaven. Sommige mensen vragen: “Verwijst die tiende alleen naar geld?” Niet noodzakelijk. Als iemand bijvoorbeeld tien hectare graan oogst, dan behoort, ongeacht de hoeveelheid graan, de opbrengst van één hectare uiteindelijk aan God te worden geofferd – deze tiende is wat mensen behoren te offeren. Het concept van ‘tiende’ verwijst dus niet alleen naar geld – het betekent niet alleen dat wanneer iemand duizend yuan verdient, hij honderd aan God moet offeren – maar verwijst naar alles wat mensen verkrijgen, wat veel meer omvat, inclusief materiële zaken en geld. Dit is waar de Bijbel over spreekt. Vanzelfsprekend eist het huis van God tegenwoordig niet meer zo strikt als de Bijbel dat mensen een tiende van alles wat ze verkrijgen, moeten geven. Ik communiceer hier slechts over het concept en de definitie van de ‘tiende’ om dit te verduidelijken, zodat mensen weten dat de tiende één aspect van offergaven vormt. Ik roep mensen niet op om een tiende te offeren; hoeveel mensen offeren hangt af van hun persoonlijke begrip en bereidheid, en het huis van God heeft geen aanvullende eisen met betrekking tot deze kwestie.
Een ander aspect van offergaven zijn de dingen die mensen aan God offeren. In brede zin omvat dit natuurlijk ook de tiende; specifiek gesproken valt, afgezien van de tiende, alles wat mensen aan God offeren in de categorie offergaven. De dingen die aan God worden geofferd, omvatten een brede reikwijdte, bijvoorbeeld voedsel, apparaten, dagelijkse benodigdheden, voedingssupplementen, evenals de koeien, schapen, enzovoort, die in de tijd van het Oude Testament op het altaar werden geofferd. Dit zijn allemaal offergaven. Of iets een offergave is, hangt af van de intentie van de offeraar; als de offeraar zegt dat dit ding aan God wordt geofferd, dan valt het, ongeacht of het rechtstreeks aan God wordt gegeven of ter bewaring in het huis van God wordt geplaatst, in de categorie offergaven en mag het niet zomaar door mensen worden aangeraakt. Bijvoorbeeld: wanneer iemand een hoogwaardige computer koopt en deze aan God offert, wordt het een offergave; wanneer iemand een auto voor God koopt, wordt het een offergave; wanneer iemand twee flesjes voedingssupplementen koopt en deze aan God offert, worden die flesjes offergaven. Er is geen specifieke, vastomlijnde definitie van wat de materiële goederen zijn die aan God worden geofferd. Kortom, het is een zeer brede reikwijdte – het zijn de dingen die door degenen die Hem volgen aan God worden geofferd. Sommigen zeggen misschien: “God is nu geïncarneerd op aarde, en de dingen die aan Hem worden geofferd, behoren Hem toe – maar wat als Hij niet op aarde was? Wanneer God in de hemel is, zijn de dingen die dan aan Hem worden geofferd dan geen offergaven?” Is dit correct? (Nee.) Dit is niet gebaseerd op de vraag of God zich in een periode van incarnatie bevindt. In alle gevallen is het zo dat al iets aan God wordt geofferd, het een offergave is. Anderen zeggen misschien: “Er worden zoveel dingen aan God geofferd. Kan Hij er gebruik van maken? Kan Hij ze allemaal gebruiken?” (Dat heeft niets met de mens te maken.) Dat is correct en scherp opgemerkt. Deze dingen worden door mensen aan God geofferd; hoe Hij ze gebruikt en of Hij ze allemaal kan gebruiken, en hoe Hij ze verdeelt en behandelt, heeft niets met de mens te maken. Je hoeft je er niet druk over te maken of je er zorgen over te maken. Kortom, zodra iemand iets aan God offert, valt dat ding binnen de reikwijdte van offergaven. Het is van God en het heeft niets met enig persoon te maken. Sommigen zeggen misschien: “Zoals je het zegt, klinkt het alsof God dat ding met geweld opeist.” Is dat wat er gebeurt? (Nee.) Dat ding is van God, dus wordt het een offergave genoemd. Mensen mogen het niet aanraken of naar believen verdelen. Sommigen vragen misschien: “Is dat geen verspilling?” Zelfs als dat zo is, gaat het je niets aan. Anderen zeggen misschien: “Wanneer God in de hemel is en niet geïncarneerd, kan Hij niet genieten van of gebruikmaken van de dingen die mensen Hem offeren. Wat moet er dan gebeuren?” Dat is eenvoudig te regelen: Gods huis en de kerk zijn er om deze dingen volgens de principes te behandelen; je hoeft je er niet druk over te maken of je er zorgen over te maken. Kortom, ongeacht hoe een ding wordt behandeld, zodra het binnen de categorie van offergaven valt, zodra het als een offergave wordt geclassificeerd, heeft het niets met de mens te maken. En omdat dat ding aan God toebehoort, kunnen mensen er niet mee doen wat ze willen – dat heeft consequenties. In de tijd van het Oude Testament, tijdens de oogsttijd in de herfst, offerden mensen allerlei dingen op altaren. Sommigen offerden granen, vruchten en diverse andere gewassen, terwijl anderen koeien en schapen offerden. Genoot God ervan? Eet Hij die dingen? (Nee.) Hoe weet je dat Hij dat niet doet? Heb je het gezien? Dat is je eigen notie. Jij zegt dat God ze niet eet – wel, als Hij een hap zou nemen, hoe zou je je dan voelen? Zou dat niet in strijd zijn met je noties en verbeeldingen? Geloven sommige mensen niet dat, omdat God die dingen niet eet of ervan geniet, het niet nodig is om ze te offeren? Hoe kunnen jullie daar zo zeker van zijn? Zeggen jullie “God eet ze niet” omdat jullie denken dat Hij een geestelijk lichaam is en niet kan eten, of omdat jullie denken dat God Zijn identiteit als God heeft, dat Hij niet vleselijk en sterfelijk is en niet van deze dingen zou moeten genieten? Is het schandelijk voor God om te genieten van de offergaven die mensen Hem brengen? (Nee.) Is het dan in strijd met de noties van mensen, of is het in strijd met Gods identiteit? Welke van de twee is het precies? (Mensen zouden dit niet moeten bespreken.) Dat klopt – het is niet iets waar mensen zich mee bezig zouden moeten houden. Je hoeft niet te beslissen dat God ervan moet genieten, en ook niet dat Hij er niet van zou moeten genieten. Doe wat je behoort te doen, vervul je plicht en je verantwoordelijkheden, en kom je verplichtingen na – dat volstaat. Dan heb je je taak volbracht. Wat betreft hoe God die dingen zal behandelen, dat is Zijn zaak. Of God ze nu met mensen deelt, of ze laat bederven, of Hij er een beetje van geniet, of er een blik op werpt, is geen onderwerp van discussie en is gerechtvaardigd. God heeft Zijn vrijheid als het gaat om hoe Hij deze zaken behandelt. Het is niet iets waar mensen zich mee bezig zouden moeten houden, noch is het iets waarover ze zouden moeten oordelen. Mensen zouden niet eigenmachtig over deze zaken moeten fantaseren, en er nog veel minder eigenmachtig over moeten oordelen of er een vonnis over vellen. Begrijp je het nu? Hoe zou God de offergaven moeten behandelen die mensen Hem brengen? (Hij zal ze behandelen zoals Hij wil.) Dat klopt. Mensen die dit op deze manier begrijpen, bezitten een normale rede. God zal deze dingen behandelen zoals Hij wil. Hij kan er een blik op werpen, of er simpelweg niet naar kijken of er helemaal geen notitie van nemen. Houd je alleen bezig met het brengen van offergaven wanneer het de tijd daarvoor is, en met het brengen van offergaven wanneer je dat wenst, volgens Gods vereisten, en met het vervullen van de verantwoordelijkheid van de mens. Houd je niet bezig met hoe God zulke zaken behandelt. Kortom, het is voldoende als wat je doet binnen de reikwijdte van Gods vereisten valt, in lijn is met de norm van het geweten, en in lijn is met de plicht, de verplichting en de verantwoordelijkheid van de mensheid. Wat betreft hoe God deze items behandelt, dat is Zijn eigen aangelegenheid, en mensen moeten hier absoluut geen oordelen of vonnissen over vellen. Jullie hebben binnen enkele seconden een grote fout gemaakt. Ik vroeg jullie of God van deze dingen geniet of ze eet, en jullie zeiden dat Hij ze niet eet of ervan geniet. Wat was jullie fout? (Over God oordelen.) Het was het maken van overhaaste afbakeningen en het vellen van overhaaste oordelen, en dit bewijst dat mensen vanbinnen nog steeds eisen aan God stellen. Voor hen is het verkeerd als God van deze dingen geniet, en het is ook verkeerd als Hij dat niet doet. Als Hij het wel doet, zullen ze zeggen: “U bent een geestelijk lichaam, niet een vleselijk, sterfelijk wezen. Waarom zou U van deze dingen genieten? Dat is ondenkbaar!” En als God geen aandacht aan deze dingen besteedt, zullen mensen zeggen: “We hebben ons moeizaam ingespannen om ons hart aan U te offeren, en U werpt niet eens een blik op de dingen die we hebben geofferd. Heeft U überhaupt enig respect voor ons?” Ook hier hebben mensen iets op aan te merken. Dit getuigt van een gebrek aan rede. Samenvattend, wat is de houding waarmee mensen deze kwestie zouden moeten benaderen? (Mensen moeten aan God offeren wat ze behoren te offeren, en mensen zouden helemaal geen noties of verbeeldingen moeten hebben over hoe God deze dingen zal behandelen, en ze zouden ook niet over moeten oordelen.) Ja – dat is de rede die mensen zouden moeten bezitten. Dit heeft te maken met dingen die aan God worden geofferd, wat ook één aspect van offergaven is. De materiële goederen die aan God worden geofferd, omvatten een breed scala aan dingen. Dit komt doordat mensen in een materiële wereld leven, en naast geld, goud, zilver en juwelen zijn er veel meer dingen die zij als vrij goed en waardevol beschouwen. Er zijn mensen, die, wanneer ze aan God of aan Gods liefde denken, bereid zijn om dat wat zij als kostbaar en waardevol beschouwen aan God te offeren. Wanneer deze dingen aan God worden geofferd, vallen ze binnen de reikwijdte van offergaven; ze worden offergaven. En op hetzelfde moment dat ze offergaven worden, is het aan God om ze te behandelen – mensen kunnen ze dan niet aanraken, ze staan niet onder de controle van mensen en ze behoren niet aan mensen toe. Zodra je iets aan God hebt geofferd, behoort het God toe, is het niet meer aan jou om het te behandelen en kun je je niet langer met deze zaak bemoeien. Ongeacht hoe God dat ding behandelt, het heeft niets met de mens te maken. Materiële goederen die aan God worden geofferd, zijn ook een aspect van offergaven. Sommige mensen vragen: “Kunnen alleen geld en kostbaar goud, zilver en juwelen offergaven zijn? Stel dat iemand een paar schoenen, een paar sokken of een paar inlegzolen aan God offert – tellen die dan als offergaven?” Als we uitgaan van de definitie van offergaven, dan is alles wat aan God wordt geofferd, ongeacht hoe groot of klein, of hoe kostbaar of goedkoop het is – zelfs als het een pen of een vel papier is – een offergave.
Er is nog een ander aspect van offergaven: materiële goederen die aan het huis van God en de kerk worden geofferd. Ook deze dingen vallen in de categorie offergaven. Wat voor materiële goederen omvat dit? Stel bijvoorbeeld dat iemand een auto heeft gekocht, en nadat hij er een tijdje in heeft gereden, vindt hij dat de auto wat oud is geworden. Vervolgens koopt hij een nieuwe en offert de oude aan het huis van God, zodat het huis van God deze kan gebruiken voor het werk. Deze auto behoort dan toe aan Gods huis. Dingen die aan het huis van God toebehoren, behoren als offergaven te worden geclassificeerd – dat is juist. Vanzelfsprekend zijn apparaten en uitrusting niet de enige dingen die aan de kerk en het huis van God worden geofferd, er zijn ook andere dingen; deze reikwijdte is vrij groot. Sommige mensen zeggen: “De tiende die mensen offeren van alles wat ze verkrijgen is een offergave, net als het geld en de materiële goederen die aan God worden geofferd; we hebben er geen bezwaar tegen dat deze als offergaven worden geclassificeerd, daar is niets twijfelachtigs aan. Maar waarom vallen de materiële goederen die aan de kerk en het huis van God worden geofferd ook in de categorie offergaven? Dat is niet zo logisch.” Zeg Mij, is het logisch dat ze als offergaven worden geclassificeerd? (Ja.) En waarom zeggen jullie dat? (De kerk bestaat alleen omdat God bestaat, en dus is alles wat aan de kerk wordt geofferd ook een offergave.) Goed gezegd. De kerk en het huis van God behoren God toe, en ze bestaan alleen omdat God bestaat. Alleen omdat de kerk bestaat, is er een plek waar de broeders en zusters kunnen samenkomen en leven. Alleen omdat het huis van God er is, is er een plek waar al hun problemen opgelost kunnen worden en hebben ze een waar thuis. Dit alles bestaat alleen op het fundament van Gods bestaan. Mensen offeren geen dingen aan de kerk en aan het huis van God omdat de mensen in de kerk in God geloven en leden zijn van het huis van God – dat is niet de juiste reden. Het is vanwege God dat mensen dingen offeren aan de kerk en aan het huis van God. Wat is de implicatie hiervan? Wie zou met een licht hart dingen aan de kerk offeren als het niet vanwege God was? Zonder God zou de kerk niet bestaan. Wanneer mensen dingen hebben die ze niet nodig hebben of die overtollig zijn, zouden ze die kunnen weggooien of ongebruikt laten; sommige voorwerpen zouden ook verkocht kunnen worden. Al deze methoden zouden gebruikt kunnen worden om met deze dingen om te gaan, toch? Dus waarom gaan mensen er niet op deze manieren mee om – waarom offeren ze die in plaats daarvan aan de kerk? Is het niet vanwege God? (Ja.) Juist omdat God bestaat, offeren mensen dingen aan de kerk. Daarom behoort alles wat aan de kerk of het huis van God wordt geofferd, als een offergave te worden geclassificeerd. Sommige mensen zeggen: “Ik offer dit van mij aan de kerk.” Dat ding aan de kerk offeren staat gelijk aan het aan God offeren, en de kerk en het huis van God hebben de volledige bevoegdheid over de behandeling van dergelijke zaken. Wanneer je iets aan de kerk offert, verliest het elke connectie met jou. Het huis van God en de kerk zullen deze materiële goederen verstandig verdelen, gebruiken en behandelen volgens de principes die door het huis van God zijn vastgelegd. Dus, waar komen deze principes vandaan? Van God. In principe is het principe voor het gebruik van deze dingen dat ze moeten worden gebruikt voor Gods managementplan en voor de verspreiding van Gods evangeliewerk. Ze zijn niet voor het exclusieve gebruik van een individu, en nog veel minder voor een bepaalde groep mensen, maar moeten worden gebruikt voor het werk van de evangelieverspreiding en voor de diverse werkzaamheden van het huis van God. Daarom heeft niemand het privilege om deze dingen te gebruiken; het enige principe en de enige basis voor hun gebruik en verdeling is dat dit gebeurt volgens de principes die door het huis van God worden vereist. Dit is redelijk en gepast.
Dit zijn de drie onderdelen van de definitie van offergaven. Elk daarvan is de definitie van één aspect van offergaven en één aspect van hun reikwijdte. Het is jullie nu allemaal duidelijk wat offergaven zijn, nietwaar? (Ja.) Voorheen waren er sommigen die zeiden: “Dit ding is geen geld, en de persoon die het offerde, zei niet dat het voor God was. Hij zei alleen dat hij het offerde. Dus kan het niet voor het gebruik van Gods huis zijn, laat staan aan God worden gegeven.” En dus hielden ze er geen administratie van bij, en gebruikten ze dat ding in het geheim zoals het hun uitkwam. Is dat redelijk? (Nee.) Wat ze zeiden is op zichzelf al onredelijk; ze zeiden ook: “Offergaven aan de kerk en aan Gods huis zijn gemeenschappelijk bezit – iedereen kan ze gebruiken,” wat overduidelijk onredelijk is. Het is juist omdat de meeste mensen een vaag en onduidelijk beeld hebben van de definitie en het concept van offergaven, dat sommige laaghartige schurken en mensen met hebzuchtige harten en ongepaste verlangens misbruik maken van de situatie en erop zinnen om die dingen in beslag te nemen. Nu jullie de nauwkeurige definitie en het concept van offergaven duidelijk is, zullen jullie over onderscheidingsvermogen beschikken wanneer jullie in de toekomst zulke gebeurtenissen en mensen tegenkomen.
De verantwoordelijkheden van leiders en werkers met betrekking tot het bewaren van offergaven
1. Offergaven naar behoren bewaren
Vervolgens zullen we nader bekijken wat precies de verantwoordelijkheden zijn die leiders en werkers moeten vervullen als het gaat om het bewaren van offergaven. Wat offergaven betreft, moeten leiders en werkers eerst begrijpen wat offergaven zijn. Wanneer mensen een tiende van hun inkomsten offeren, is dat een offergave; wanneer ze duidelijk verklaren dat ze geld of goederen aan God offeren, zijn dat offergaven; wanneer ze duidelijk verklaren dat ze een goed aan de kerk en Gods huis offeren, is dat een offergave. Zodra ze de definitie en het concept van offergaven hebben begrepen, moeten leiders en werkers een volledig overzicht hebben van de offergaven die mensen doen en deze beheren, en hierover de juiste controle uitvoeren. Ten eerste moeten ze betrouwbare mensen vinden wiens menselijkheid aan de norm voldoet om als beheerders op te treden, om systematisch de offergaven te registreren en te bewaren. Dit is de eerste taak in het werk dat leiders en werkers moeten doen. Deze beheerders van offergaven zijn misschien van gemiddeld kaliber en niet in staat om leider of werker te zijn, maar ze zullen betrouwbaar zijn en niets verduisteren. Zolang de offergaven in hun bezit zijn, zullen ze niet zoekraken of door elkaar worden gehaald, en zullen ze naar behoren worden bewaard. Hiervoor zijn er regels in de werkregelingen. Het moet absoluut een betrouwbaar persoon zijn wiens menselijkheid aan de norm voldoet. Mensen met een povere menselijkheid begeren een mooi voorwerp zodra ze het zien en zoeken altijd naar kansen om het zich toe te eigenen. Wat er ook gebeurt, ze proberen er altijd hun voordeel mee te doen. Zulke mensen kunnen niet worden gebruikt. Een persoon wiens menselijkheid aan de norm voldoet, moet op zijn minst een eerlijk iemand zijn, iemand die mensen vertrouwen. Als ze de taak krijgen om offergaven te bewaren of de bezittingen van de kerk te beheren, zullen ze dat goed, nauwgezet, ijverig en met grote zorg doen. Ze hebben een Godvrezend hart en zullen deze dingen niet ontvreemden, uitlenen, enzovoort. Kortom, je kunt erop vertrouwen dat wanneer je de offergaven in hun handen hebben gelegd, er geen cent zal ontbreken en geen enkel voorwerp verloren zal gaan. Zo iemand moet gevonden worden. Bovendien heeft Gods huis een regel dat er niet slechts één zo iemand gevonden moet worden; twee of drie is het beste, waarbij sommigen de administratie bijhouden en anderen voor de bewaring zorgen. Zodra er geschikte mensen zijn gevonden en de goederen per categorie zijn bewaard en geregistreerd, is dan de zaak daarmee afgedaan? (Nee.) Wat moet er dan vervolgens gebeuren? De boekhouding van inkomsten en uitgaven moet elke drie tot vijf maanden worden gecontroleerd om te zien of die correct is – dat wil zeggen, of de administrateur nauwkeurig te werk is gegaan bij de registraties, of er iets is weggelaten bij de registratie, of het totaalbedrag overeenkomt met de boekhouding van inkomsten en uitgaven, enzovoort. Zulk boekhoudkundig werk moet nauwgezet worden gedaan. Leiders en werkers die niet zo bedreven zijn in zulk werk, moeten iemand die er relatief bedreven in is aanstellen om het uit te voeren, en vervolgens regelmatig inspecties uitvoeren en naar hun rapporten luisteren. Kortom, of ze nu zelf het werk van boekhouden en algehele planning begrijpen of niet, ze moeten aandacht schenken aan het werk van het bewaren van offergaven en mogen het niet negeren of er niet naar informeren. In plaats daarvan moeten ze regelmatig inspecties uitvoeren, vragen hoe de gecontroleerde boekhouding ervoor staat en of de cijfers kloppen, en dan steekproefsgewijs enkele uitgavenposten controleren om te zien wat de recente uitgavensituatie is, of er verspilling is geweest, in welke staat de boekhouding verkeert en of de inkomsten overeenkomen met de uitgaven. Leiders en werkers moeten een duidelijk beeld hebben van al deze omstandigheden. Dit is één taak die bij het bewaren van offergaven hoort. Zouden jullie zeggen dat deze taak gemakkelijk is? Zit er een zekere uitdaging in? Sommige leiders en werkers zeggen: “Ik houd niet van cijfers; ik krijg er hoofdpijn van.” Wel, zoek dan een geschikt iemand om je te helpen met de inspecties en het toezicht; laat diegene je helpen deze zaken te controleren. Je mag dit werk dan niet leuk vinden of er niet goed in zijn, maar als je weet hoe je mensen moet inzetten en dat correct doet, zul je dit werk alsnog goed kunnen doen. Gebruik geschikte mensen om het te doen, dan hoef je alleen maar naar hun rapporten te luisteren. Dat werkt ook. Houd je aan dit principe: controleer en tel regelmatig alle bewaarde bezittingen na met de persoon die voor dat werk verantwoordelijk is, en stel dan een paar vragen over belangrijke uitgaven – kun je dit bereiken? (Ja.) Waarom moeten leiders en werkers dit werk doen? Omdat het de offergaven beschermt; het is jouw verantwoordelijkheid.
De offergaven die mensen aan God schenken, zijn bedoeld voor God om van te genieten, maar gebruikt Hij ze? Heeft God dit geld en deze goederen nodig? Zijn deze offergaven aan God niet bedoeld om gebruikt te worden voor de verspreiding van het evangeliewerk? Zijn ze niet bedoeld voor alle onkosten van het werk van Gods huis? Aangezien ze betrekking hebben op het werk van Gods huis, vallen zowel het beheer als de besteding van offergaven onder de verantwoordelijkheden van leiders en werkers. Het maakt niet uit wie dit geld offert of waar deze goederen vandaan komen, zolang ze toebehoren aan Gods huis, moet je ze goed beheren, en je moet dit werk opvolgen, inspecteren en je erom bekommeren. Als de offergaven aan God niet naar behoren kunnen worden besteed aan de verspreiding van Gods evangeliewerk, maar in plaats daarvan moedwillig worden verkwist en verspild, of zelfs door kwaadaardige mensen in beslag worden genomen of toegeëigend, is dat dan gepast? Is dat geen plichtsverzuim van de kant van leiders en werkers? (Jawel.) Het is plichtsverzuim van hun kant. Leiders en werkers moeten dit werk dus doen. Dat zijn ze verplicht. Het goed beheren van offergaven, zodat ze correct kunnen worden ingezet voor de verspreiding van het evangeliewerk en voor elk werk dat verband houdt met Gods beheer, is een verantwoordelijkheid van leiders en werkers die niet over het hoofd mag worden gezien. De broeders en zusters sparen met veel moeite een beetje geld om aan God te offeren. Stel dat dit geld, door nalatigheid en plichtsverzuim van leiders en werkers, in handen van kwaadaardige mensen valt – dat het allemaal roekeloos wordt verkwist en verspild door kwaadaardige mensen, of zelfs door hen in beslag wordt genomen. En dat als gevolg daarvan de leiders en werkers niet genoeg geld hebben voor reiskosten of voor hun levensonderhoud, en dat er zelfs niet genoeg geld is wanneer het tijd is om boeken van Gods woorden te drukken of noodzakelijke apparaten en gereedschappen te kopen. Vertraagt dit het werk dan niet? Wanneer het geld dat door broeders en zusters is geofferd, wordt toegeëigend door kwaadaardige mensen in plaats van dat het naar behoren wordt gebruikt, en er geld moet worden uitgegeven voor het werk van Gods huis maar er niet genoeg is, wordt het werk dan niet belemmerd? Hebben de leiders en werkers dan niet nagelaten hun verantwoordelijkheid te vervullen? (Jawel.) Omdat de leiders en werkers hun verantwoordelijkheid niet hebben vervuld, de offergaven niet goed hebben beheerd, geen goede rentmeesters zijn geweest en zich niet met hart en ziel hebben ingezet voor het vervullen van hun verantwoordelijkheid met betrekking tot dit werk, hebben de offergaven schade geleden en zijn sommige kerkelijke werkzaamheden verlamd geraakt of tijdelijk tot stilstand gekomen. Dragen de leiders en werkers hier geen grote verantwoordelijkheid voor? Dit is ongerechtigheid. Je hebt deze offergaven misschien niet in beslag genomen, verkwist of verspild, en je hebt ze misschien niet in je eigen zak gestoken, maar deze situatie is ontstaan door jouw nalatigheid en plichtsverzuim. Zou je hier niet de verantwoordelijkheid voor moeten dragen? (Jawel.) Dit is een zeer grote verantwoordelijkheid om te dragen!
2. De boekhouding controleren
In hun werk moeten leiders en werkers, naast het naar behoren implementeren van diverse werkregelingen en het in staat zijn om over de waarheid te communiceren om problemen op te lossen, de offergaven goed bewaren. Ze moeten, in overeenstemming met de vereisten van Gods huis, geschikte mensen vinden om het systematische beheer van de offergaven uit te voeren, en van tijd tot tijd moeten ze de boekhouding controleren. Sommigen vragen: “Hoe kan ik die controleren als de omstandigheden het niet toelaten?” “De omstandigheden laten het niet toe” – is dat een reden om de boekhouding niet te controleren? Je kunt die zelfs controleren wanneer de omstandigheden het niet toelaten; als je niet zelf kunt gaan, moet je een betrouwbaar, geschikt iemand sturen om toezicht uit te voeren. Diegene moet nagaan of de beheerder de offergaven op een passende manier bewaart, of er discrepanties in de boekhouding zijn, of de beheerder betrouwbaar is, hoe hun gesteldheid de laatste tijd is en of ze negatief zijn geweest, of ze bang waren toen ze met bepaalde situaties werden geconfronteerd, en of de mogelijkheid bestaat dat ze de kerk verraden. Stel dat je hoort dat hun gezin het financieel krap heeft – is het dan mogelijk dat ze de offergaven ontvreemden? Door communicatie en onderzoek van de situatie kun je zien dat de beheerder betrouwbaar genoeg is, dat hij weet dat de offergaven niet mogen worden aangeraakt, en dat hij, hoe krap zijn gezin het financieel ook heeft gehad, de offergaven niet heeft aangeraakt. Door een lange periode van observatie kan dan worden bewezen dat de beheerder volledig betrouwbaar is. Verder moet worden gecontroleerd of de omgeving van het huis waar de offergaven worden bewaard gevaarlijk is, of er daar broeders en zusters door de grote rode draak zijn gearresteerd, of de beheerder van de offergaven gevaar heeft gelopen, of de offergaven op een geschikte plaats zijn opgeslagen en of ze al dan niet moeten worden verplaatst. De omgeving en omstandigheden van de huizen van beheerders moeten frequent worden geïnspecteerd, zodat er op elk moment passende reacties en plannen kunnen worden gemaakt. Terwijl je dit doet, moet je ook van tijd tot tijd navraag doen over welke teams recentelijk nieuwe apparaten hebben aangeschaft en hoe die apparaten zijn verkregen. Als ze zijn gekocht, moet je vragen of iemand de aanvragen heeft beoordeeld en goedgekeurd voordat ze werden aangeschaft, of ze tegen een hoge prijs of een redelijke marktprijs zijn gekocht, of er onnodig geld is uitgegeven, enzovoort. Stel dat er bij het controleren en beoordelen van de boekhouding geen problemen met de boeken worden gevonden, maar er wordt ontdekt dat sommige inkopers de offergaven frequent op een extravagante manier hebben verkwist. Hoe duur iets ook is, ze kopen het. Ook wachten ze niet en kopen een product onmiddellijk terwijl ze heel goed weten dat een product in de uitverkoop zal komen en de prijs zal dalen. En ze kopen de goede spullen, de hoogwaardige spullen, de nieuwste modellen. Deze inkopers geven geld uit zonder principes en op een extravagante manier; ze geven offergaven uit om spullen voor Gods huis te kopen alsof ze iets voor hun vijand doen. Ze kopen nooit praktische dingen in overeenstemming met de principes, maar vinden een willekeurige winkel en kopen de spullen direct, ongeacht de kosten of de kwaliteit. Zodra de spullen zijn meegebracht, gaan ze binnen een paar dagen na gebruik kapot, en deze inkopers laten ze niet repareren wanneer ze kapot zijn – ze kopen nieuwe. Hoe moet er worden gehandeld in het geval dat bij het controleren van de boekhouding en het beoordelen van de financiële uitgaven wordt vastgesteld dat sommige mensen de offergaven ernstig hebben verkwist en verspild? Moeten die mensen een disciplinaire waarschuwing krijgen, of moeten ze een schadevergoeding betalen? Beide zijn natuurlijk noodzakelijk. Als wordt vastgesteld dat ze hun hart niet op de juiste plek hebben, dat het simpelweg ongelovigen zijn, niet-gelovigen, dat het duivels zijn, dan kan de kwestie niet worden opgelost door hun alleen een disciplinaire waarschuwing te geven of hen te snoeien. Hoeveel er ook over de waarheid wordt gecommuniceerd, ze zullen die niet aanvaarden; hoe ze ook worden gesnoeid, ze zullen het niet serieus nemen. Als hun wordt gevraagd een schadevergoeding te betalen, zullen ze dat doen, maar ze zullen in de toekomst op dezelfde manier blijven handelen en niet veranderen. Ze zullen zich beslist niet gedragen in overeenstemming met de vereisten van Gods huis; in plaats daarvan zullen ze op een eigenzinnige, roekeloze en principeloze manier handelen. Hoe moet zo iemand worden aangepakt? Kunnen ze in de toekomst nog worden ingezet? Dat zou niet moeten; als dat wel gebeurt, dan zijn de leiders en werkers grote dwazen – dan zijn ze gewoon te dwaas! Wanneer zulke niet-gelovigen worden ontdekt, moeten ze onmiddellijk worden ontslagen, geëlimineerd en weggezuiverd uit de kerk. Ze zijn niet eens bevoegd om dienst te doen – ze zijn er ongeschikt voor!
Wanneer leiders en werkers de boekhouding en uitgaven controleren, vinden ze misschien niet alleen gevallen van verkwisting en verspilling of enkele onredelijke uitgaven – ze kunnen ook ontdekken dat sommige mensen die dit werk doen een slecht karakter hebben, dat ze laaghartig en egoïstisch zijn, en dat ze het kerkelijk werk schade hebben berokkend. Als jullie zo’n situatie ontdekken, hoe moeten jullie die dan aanpakken? Dat is eenvoudig aan te pakken: jullie moeten het ter plekke afhandelen en oplossen – ontsla die mensen en kies vervolgens geschikte mensen om het werk te doen. Geschikte mensen zijn degenen wiens menselijkheid aan de norm voldoet, die geweten en rede bezitten, en die in staat zijn om zaken af te handelen volgens de principes van Gods huis. Wanneer zij voor Gods huis inkopen doen, kopen ze voordelige dingen die ook relatief praktisch en duurzaam zijn, dingen die essentieel zijn om te kopen. Ze zijn er niet per se op uit om goedkope dingen te kopen, maar ze voelen ook niet de noodzaak om de duurste dingen te kopen; binnen een groep vergelijkbare producten zullen ze die kiezen met redelijk goede recensies en reputaties, én een passend prijskaartje, en natuurlijk is het nog beter als de garantieperiode aan de lange kant is. Dit is het soort persoon dat jullie moeten vinden om de inkopen voor Gods huis te doen. Ze moeten een oprecht hart hebben, in hun handelen rekening houden met Gods huis en de zaken goed doordenken; ze moeten ook zaken afhandelen volgens de vereisten van Gods huis, en zich op een welgemanierde, ondubbelzinnige en duidelijke wijze gedragen. Zodra jullie zo iemand hebben gevonden, laat deze persoon dan een paar dingen voor Gods huis afhandelen en observeer diegene. Als diegene relatief geschikt lijkt, kan hij worden ingezet. Maar de zaak is daarmee niet afgedaan zodra dat is geregeld – in de toekomst moeten jullie met deze persoon afspreken, communiceren en diens werk inspecteren. Sommigen vragen: “Is dat omdat diegene niet te vertrouwen is?” Het draait om meer dan alleen maar een gebrek aan vertrouwen – soms, zelfs als iemand te vertrouwen is, moeten er nog steeds inspecties worden uitgevoerd. En wat moet er worden geïnspecteerd? Ga na of er afwijkingen in diens praktijk zijn geweest in situaties waarin diegene de principes niet begreep, of dat diegene iets verkeerd begreep. Het is noodzakelijk om deze persoon te helpen door een toetsing uit te voeren. Stel bijvoorbeeld dat diegene zegt dat er een zeer populair item op de markt is, maar niet weet of Gods huis er iets aan heeft, en bang is dat als hij het nu niet koopt, het in de toekomst misschien niet meer wordt verkocht. Diegene vraagt je hoe je dit moet aanpakken. Als je het niet weet, moet je diegene naar iemand laten gaan die bij dat professionele werk betrokken is. Die professional zegt dan dat het item een nieuwigheid is die meestal niet van pas zal komen, en dat het niet nodig is om er geld aan uit te geven. Met de mening van de professional als referentie wordt besloten dat het niet nodig is om het item te kopen, dat het kopen ervan verspilling zou zijn, en dat het nu niet kopen geen verlies is. Leiders en werkers moeten hun werk tot op dit niveau doen. Hoe belangrijk of triviaal iets ook is, als ze het kunnen bekijken, erover kunnen nadenken of meer informatie over kunnen krijgen, dan moeten ze het consequent opvolgen en inspecteren, en dit doen op de voorgeschreven wijze volgens de vereisten van Gods huis. Dit is wat het betekent om je verantwoordelijkheid te vervullen.
Sommige mensen dienen vaak aanvragen in om bepaalde spullen te kopen en vragen Gods huis om deze producten aan te schaffen. Door zorgvuldige beoordeling en controle wordt echter meestal vastgesteld dat van de vijf aangevraagde dingen er slechts één gekocht hoeft te worden, en dat het niet nodig is de andere vier te kopen. Wat moet er in zulke gevallen worden gedaan? De spullen waarvoor ze een aanvraag indienen, moeten op een strikte manier worden beoordeeld en overwogen; ze mogen niet overhaast worden gekocht. Ze mogen niet worden gekocht om de simpele reden dat die mensen zeggen dat het werk ze vereist – het mag die mensen niet worden toegestaan om naar believen willekeurig aanvragen in te dienen onder het mom dat het voor hun werk is. Ongeacht hoe ze hun aanvraag inkleden en ongeacht hun urgentie, leiders en werkers of de mensen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de offergaven, moeten absoluut het hoofd koel houden. Ze moeten deze zaken gewetensvol inspecteren en controleren; er mag niet de geringste fout zijn. Dingen die absoluut gekocht moeten worden, moeten door leiders worden onderzocht en groen licht krijgen, en als het kopen ervan optioneel is, moeten ze worden afgewezen, niet goedgekeurd. Als leiders en werkers dit werk nauwgezet, concreet en diepgaand doen, zal dit het aantal gevallen van verkwisting en verspilling van offergaven verminderen, en al helemaal de onredelijke uitgaven. Dit werk doen is niet slechts een kwestie van zorgvuldig kijken naar wat de geregistreerde inkomsten en uitgaven in de boeken zijn, naar wat de cijfers zijn. Dat is van ondergeschikt belang. Het belangrijkste punt is dat je je hart op de juiste plek hebt, en dat je elke uitgave en elke post behandelt alsof het een post op je eigen bankrekening is. Dan zul je er in detail naar kijken, en zul je ze kunnen onthouden en begrijpen – en als er een foutje of een probleem is, zul je het kunnen zien. Als je ze beschouwt als de rekeningen van iemand anders of als openbare rekeningen, zul je er zeker stekeblind voor zijn en geen enkel probleem kunnen ontdekken. Sommige mensen sparen een beetje geld op de bank, en elke maand lezen ze hun afschrift en kijken ze naar de rente, waarna ze de rekeningen controleren – ze controleren hoeveel ze elke maand uitgeven, hoeveel opnames ze doen en hoeveel ze storten. Elke post staat in hun geheugen gegrift, ze kennen elk getal op hun duimpje en hebben er een helder beeld van. Als er ergens een probleem ontstaat, zien ze het in één oogopslag en zien ze zelfs de kleinste fout niet over het hoofd. Mensen kunnen heel zorgvuldig zijn met hun eigen geld, maar tonen ze dezelfde zorg voor Gods offergaven? Naar Mijn mening doet 99,9% van de mensen dat niet. Dus wanneer Gods offergaven ter bewaring aan mensen worden overgedragen, zijn er vaak gevallen van verkwisting en verspilling en allerlei onredelijke uitgaven. Toch vindt niemand dat een probleem, en de mensen die verantwoordelijk zijn voor dit werk voelen ook nooit gewetenswroeging. En laten we zwijgen over een verlies van honderd yuan – zelfs als ze duizend of tienduizend yuan verliezen, voelen ze geen berisping, schuld of aanklacht in hun hart. Waarom zijn mensen zo verward als het om deze kwestie gaat? Geeft dit niet aan dat de meeste mensen het hart niet op de juiste plek hebben? Hoe komt het dat je zo duidelijk weet hoeveel geld je op de bank hebben gespaard? Wanneer het geld van Gods huis tijdelijk op je rekening wordt gestort om het te bewaren, neem je het niet serieus en bekommer je je er niet om. Wat voor mentaliteit is dat? Je bent niet eens trouw als het gaat om het bewaren van Gods offergaven, ben je dan nog wel een gelovige in God? De houding van mensen ten opzichte van offergaven is het bewijs van hun houding ten opzichte van God – hun houding ten opzichte van offergaven is zeer veelzeggend. Mensen zijn onverschillig over offergaven en bekommeren zich er niet om. Het bedroeft hen niet als offergaven verloren gaan; ze nemen geen verantwoordelijkheid en het kan hun niet schelen. Hebben ze dan niet dezelfde houding ten opzichte van God? (Jawel.) Zegt er iemand: “Gods offergaven zijn van Hem. Zolang ik ze niet begeer of in beslag neem, is alles in orde. Wie ze in beslag neemt, zal worden gestraft – dat is zijn zaak, en hij verdient het. Het heeft niets met mij te maken. Ik heb geen verplichting om me ermee bezig te houden”? Is deze uitspraak juist? Dat is ze duidelijk niet. Waar gaat het dan mis? (Hij heeft zijn hart niet op de juiste plek; hij verdedigt het werk van Gods huis niet en beschermt de offergaven niet.) Hoe is de menselijkheid van zo iemand? (Die is egoïstisch en laaghartig. Hij geeft veel om zijn eigen spullen en beschermt die zeer goed, maar hij bekommert zich niet om Gods offergaven en informeert er niet naar. De menselijkheid van zulke mensen is van een zeer laag niveau.) Het is voornamelijk egoïstisch en laaghartig. Zijn zulke mensen niet koelbloedig? Ze zijn egoïstisch en laaghartig, koelbloedig en gespeend van menselijk gevoel. Kunnen zulke mensen God liefhebben? Kunnen ze zich aan Hem onderwerpen? Kunnen ze een Godvrezend hart hebben? (Nee.) Waarvoor volgen zulke mensen God dan? (Om zegeningen te verkrijgen.) Is dit niet de reinste schaamteloosheid? Hoe iemand Gods offergaven behandelt, onthult het meest wat zijn aard is. Mensen kunnen eigenlijk niets voor God doen. Zelfs als ze in staat zijn een beetje van hun plicht te doen, is dat zeer beperkt. Als je zelfs de offergaven – die God toebehoren – niet correct kunt behandelen of goed kunt bewaren, als je zo’n zienswijze en houding koestert, ben je dan niet degene met het minste greintje menselijkheid? Is het niet vals van je om te zeggen dat je God liefhebt? Is het niet bedrieglijk? Het is zo bedrieglijk! Er zit totaal geen menselijkheid in zo iemand – zou God zulk uitschot redden?
III. Allerlei uitgaven nalopen, onderzoeken en inspecteren, en strikte controle uitoefenen
Leiders en werkers moeten goede rentmeesters van Gods huis zijn. De eerste taak die ze goed moeten uitvoeren, is het naar behoren bewaren van de offergaven. Naast het naar behoren bewaren van de offergaven, behoren ze strikte controle uit te oefenen met betrekking tot de uitgaven van offergaven. Wat wordt verstaan onder het uitoefenen van strikte controle? Hoofdzakelijk betekent dit het absoluut uitbannen van onredelijke uitgaven en ernaar streven elke uitgave van offergaven redelijk en effectief te maken, in plaats van dat de offergaven worden verspild en verkwist. Als er gevallen van verspilling of verkwisting worden ontdekt, moeten leiders en werkers er niet alleen onmiddellijk een eind aan maken, maar de verantwoordelijken ook verantwoordelijk stellen en bovendien geschikte mensen voor dit werk vinden. Leiders en werkers behoren precies te weten waar elke uitgave binnen het bereik van hun beheer naartoe gaat en waarvoor die dient – ze behoren deze zaken strikt te controleren. Als een kamer bijvoorbeeld een ventilator tekortkomt, behoren ze parameters vast te stellen voor wie deze moet kopen, hoeveel eraan mag worden besteed en welke functies het meest geschikt zouden zijn. Sommige leiders en werkers zeggen: “We hebben het druk; we kunnen geen tijd vrijmaken om mee te gaan en de ventilator te kopen.” Er wordt van je niet gevraagd om deze zelf te gaan kopen. Je moet een goed iemand, iemand met kaliber, inzetten om deze taak af te handelen. Zet geen domkop of een slecht persoon met het hart niet op de goede plek hebben in om de aankoop te doen. Mensen met normale menselijkheid weten dat ze dingen moeten kopen met geschikte functies en een passende prijs – buitensporige functies zijn nutteloos en kosten aanzienlijk meer. Genotzoekers die het hart niet op de goede plek hebben daarentegen kopen onpraktische dingen met een wirwar van allerlei functies, wat meer geld kost. Kopers moeten verstand bezitten; ze moeten de principes begrijpen. Aangeschafte artikelen moeten praktisch zijn zonder veel te kosten, en door iedereen geschikt worden bevonden. Als je een onverantwoordelijk persoon die ervan houdt willekeurig geld uit te geven en te verspillen deze aankoop laat doen, zal diegene gewoon een hoge prijs betalen voor een airconditioner van topklasse, voor tien keer de prijs van een ventilator. Diegene gelooft dat de mens centraal moet staan, het mag dan wat meer geld kosten, maar een airconditioner filtert niet alleen de lucht, hij kan ook de vochtigheid en temperatuur regelen, en hij heeft diverse timers en instellingen. Is dat geen verspilling? Dat is verkwisting en verspilling. Die persoon is uit op genot en geeft geld uit voor de kick, om te pronken, niet om praktische dingen te kopen. Zulke mensen hebben hun hart niet op de juiste plek. Als ze voor zichzelf winkelen, vinden ze manieren om geld te besparen, zoeken ze naar afgeprijsde artikelen en proberen ze af te dingen. Ze besparen geld waar het maar kan – hoe goedkoper, hoe beter. Maar wanneer ze voor Gods huis winkelen, maakt het hun niet uit hoeveel geld ze uitgeven. Ze gunnen goedkope dingen geen blik waardig; ze willen alleen dure, hoogwaardige, hypermoderne spullen kopen. Dit betekent dat ze hun hart niet op de juiste plek hebben. Kunnen mensen die hun hart niet op de juiste plek hebben worden gebruikt? (Nee.) Wanneer mensen die het hart niet op de juiste plek hebben taken voor Gods huis uitvoeren, doen ze alleen maar absurde en waardeloze dingen. Ze geven geen geld uit aan de juiste zaken; ze verspillen en verkwisten de offergaven alleen maar, en elke uitgave van hen is onredelijk.
Anderen hebben een armoedementaliteit en geloven dat ze voor Gods huis de allergoedkoopste dingen moeten kopen, hoe goedkoper hoe beter. Ze denken dat ze zo geld besparen voor Gods huis. Ze kopen dus uitsluitend verouderde, afgeprijsde spullen. Het gevolg is dat ze de goedkoopste machines kopen die van inferieure kwaliteit zijn. Deze machines gaan kapot zodra ze worden gebruikt, zijn niet meer te repareren en onbruikbaar. Dan moeten er andere worden gekocht van afdoende kwaliteit die normaal gebruikt kunnen worden, en zo wordt er nog een bedrag uitgegeven. Is dat niet dwaas? Zulke mensen moeten gierig worden genoemd en ze bezitten een armoedementaliteit. Ze willen altijd geld besparen voor Gods huis, en wat is het resultaat van al hun beknibbelen en besparen? Het leidt tot verspilling, het leidt tot verkwisting van geld. Ze verzinnen zelfs excuses voor zichzelf: “Ik deed het niet met opzet. Ik had goede bedoelingen – ik probeerde alleen maar geld te besparen voor Gods huis – ik wilde niet willekeurig geld uitgeven.” Maakt het wat uit dat ze dat niet wilden? In feite geven ze wel willekeurig geld uit, veroorzaken ze wel verspilling, en dit kost wel geld en mankracht. Zulke mensen kunnen evenmin worden gebruikt – het zijn domkoppen, ze zijn niet slim genoeg. Kortom, mensen met het hart op de verkeerde plek mogen niet worden ingezet om voor Gods huis te inkopen te doen, en domkoppen evenmin. Degenen die moeten worden ingezet, zijn slimme mensen met een zekere inkoopervaring en een zeker kaliber, die alles op een onvervormde manier bekijken. Wat er ook wordt gekocht, het moet praktisch zijn en de prijs moet redelijk zijn. Als het toch kapotgaat, moet het gemakkelijk te repareren zijn en moeten de onderdelen gemakkelijk te koop zijn. Dat is redelijk. Sommige mensen zien nadat ze iets hebben gekocht, dat er een retourtermijn van een maand is en haasten ze zich om het uit te proberen, en binnen die maand weten ze waar ze aan toe zijn. Als het een beetje gebrekkig is en niet goed werkt, sturen ze het meteen terug en kiezen ze iets anders, waardoor verliezen worden beperkt. Deze mensen hebben een relatief goede menselijkheid. Mensen zonder menselijkheid kopen iets en gooien het vervolgens aan de kant. Ze proberen het niet uit om te zien of er iets mis mee is of dat het duurzaam is, noch kijken ze hoe lang de garantie is of hoe lang ze het kunnen retourneren – dit alles kan ze niets schelen. Wanneer ze op een dag plotseling interesse in dat artikel krijgen, pakken ze het en proberen het uit, om er dan pas achter te komen dat het kapot is. Ze controleren de bon en zien dat de retourtermijn is verstreken en het artikel niet meer kan worden geretourneerd. Dan zeggen ze: ‘Laten we dan maar een nieuwe kopen.’ Is dat geen verspilling? ‘Laten we een nieuwe kopen’ – met die ene zin moet Gods huis weer een som geld ophoesten. Een aanvraag om een nieuwe te kopen lijkt op het eerste gezicht voor het werk van de kerk te zijn en een redelijke uitgave, terwijl het in wezen te wijten is aan hun plichtsverzuim doordat ze het artikel niet tijdig hebben gecontroleerd nadat ze het hadden gekocht. Eén som offergaven wordt verspild en een andere wordt betaald, en het nieuwe artikel heeft nog steeds niemand die er goed voor zorgt, dus ook dat wordt maar korte tijd gebruikt voordat het kapotgaat. Het is verbazingwekkend dat er niemand is om op deze zaken toe te zien, niemand om de problemen die zich voordoen aan te pakken – wat zijn de leiders en werkers aan het doen? Ze hebben hun verantwoordelijkheden met betrekking tot dit werk volledig verzaakt – ze hebben hun functie van toezicht houden, inspecteren en controle uitoefenen niet vervuld, en dus worden offergaven op deze manier verkwist en verspild. Als de inkopers verantwoordelijke mensen zijn, zullen ze een artikel dat ze hebben gekocht onmiddellijk terugsturen wanneer ze zien dat het niet praktisch is. Dit vermindert verlies en verspilling. Als het onverantwoordelijke mensen zijn die het hart niet op de goede plek hebben, zullen ze inferieure spullen kopen en zo offergaven verspillen. Dus, aan wie moet dit geldverlies precies worden toegeschreven? Dragen de inkoper en de leiders en werkers hier niet allemaal verantwoordelijkheid voor? Als de leiders en werkers deze zaak gewetensvol, concreet en nauwgezet hadden aangepakt, zouden deze problemen dan niet zijn ontdekt? Zouden deze tekortkomingen dan niet zijn verholpen? (Jazeker.) Als leiders en werkers vaak naar de kerken op verschillende plaatsen gaan om de stand van de uitgaven van offergaven te inspecteren, zullen ze in staat zijn problemen te ontdekken en dit soort verkwisting en verspilling uit te bannen. Als leiders en werkers lui en onverantwoordelijk zijn, zullen deze gevallen van onredelijke uitgaven en van verkwisting en verspilling herhaaldelijk voorkomen – ze zullen blijven voortwoekeren. Wat veroorzaakt dit voortwoekeren? Heeft het niet te maken met het feit dat leiders en werkers geen echt werk doen, maar zich in plaats daarvan boven anderen plaatsen en zich gedragen als ineffectieve ambtenaren? (Ja.) Zulke leiders en werkers hebben geen geweten of rede, en ze hebben geen menselijkheid. Omdat al het geld dat de kerk uitgeeft toebehoort aan Gods huis en het allemaal Gods offergaven zijn, geloven ze dat het niets met hen te maken heeft, dus bekommeren ze zich er niet om, vragen ze er niet naar en negeren ze het. De meeste mensen geloven dat het geld van Gods huis uitgegeven hoort te worden, dat het prima is om het op welke manier dan ook uit te geven, dat zolang ze het niet in eigen zak steken of verduisteren, het niet uitmaakt of het wordt verspild, en dat het verspilde geld maar moet worden gezien als leergeld om ervaring op te doen en de horizon te verbreden. Leiders en werkers knijpen gewoon een oogje toe: ‘Iedereen kan dat geld uitgeven hoe hij maar wil, en kopen wat hij maar wil. Het maakt niet uit hoeveel er wordt verspild – wie het geld verspilt, is er verantwoordelijk voor, en diegene zal in de toekomst vergelding en straf ondergaan – dit heeft niets met mij te maken. Ik ben tenslotte niet degene die het uitgeeft, en het is niet mijn geld dat wordt uitgegeven.’ Is dit niet dezelfde opvatting en houding die ongelovigen hebben ten aanzien van het uitgeven van publieke middelen? Het is net alsof ze het geld van hun vijanden uitgeven. Wanneer ongelovigen in een fabriek werken en het management laks is, zullen gemeenschappelijke spullen altijd worden gestolen en mee naar huis worden genomen of achteloos worden vernield, en als iets kapotgaat, zullen ze de fabriek vragen een nieuwe te kopen. Wanneer ze voor de fabriek inkopen doen, zullen ze uitsluitend goede, dure dingen kopen. Hoe dan ook, het geld zal willekeurig en zonder enige bovengrens worden uitgegeven. Als gelovigen in God ook zo’n mentaliteit hebben ten opzichte van offergaven, kunnen zij dan gered worden? Zal God werken op zo’n groep mensen? (Nee.) Als mensen zo’n houding hebben ten opzichte van Gods offergaven, dan behoor je zonder dat Ik het zeg te weten wat voor houding God heeft ten opzichte van die mensen.
De meest directe manier waarop iemands houding ten opzichte van God tot uiting komt, is in zijn houding ten opzichte van offergaven. Wat je houding ten opzichte van offergaven ook is, dat is je houding ten opzichte van God. Als je offergaven behandelt zoals je de posten op je eigen bankrekening behandelt – nauwgezet, zorgvuldig, voorzichtig, rigoureus, verantwoordelijk en aandachtig – dan is je houding ten opzichte van God min of meer hetzelfde. Als je houding ten opzichte van offergaven is als je houding ten opzichte van publiek eigendom, ten opzichte van groenten op de markt – terloops wat te kopen van wat je nodig hebt en niet eens te kijken naar de groenten die je niet lekker vindt, ze te negeren ongeacht waar ze liggen opgestapeld, je er niet om bekommeren als iemand ze pakt en gebruikt, doen alsof je het niet ziet wanneer ze op de grond zijn gevallen en iemand erop stapt, in de overtuiging dat dit alles niets met je te maken hebt – dan betekent dat problemen voor je. Als dat de houding is die je hebt ten opzichte van offergaven, ben je dan een verantwoordelijk persoon? Kan een persoon zoals jij een plicht goed vervullen? Het is overduidelijk wat voor menselijkheid je hebt. Kortom, bij het werk van het beheren van offergaven is de hoofdverantwoordelijkheid van leiders en werkers, naast het goed bewaren ervan, dat ze moeten nagaan of het werk goed wordt gedaan. Het allerbelangrijkste is dat ze regelmatig de boekhouding controleren, alsook allerlei uitgaven nagaan, onderzoeken en inspecteren, en strikte controle uitoefenen. Ze moeten onredelijke uitgaven absoluut uitbannen voordat die resulteren in verkwisting en verspilling; en als de onredelijke uitgaven al tot die dingen hebben geleid, moeten ze de verantwoordelijken ter verantwoording roepen, hun een waarschuwing geven en hen een schadevergoeding laten betalen. Als je zelfs dit werk niet goed kunt doen, neem dan snel ontslag – bekleed de positie van een leider of werker niet, want je kan het werk van een leider niet uitvoeren. Als je zelfs niet de leiding over dit werk kunt nemen en het niet goed kunt doen, welk werk kan je dan wel doen? Zeg mij systematisch: hoeveel taken zijn er in totaal die leiders en werkers moeten doen met betrekking tot offergaven? (De eerste is ze bewaren. De tweede is de boekhouding controleren. De derde is allerlei uitgaven nagaan, onderzoeken en inspecteren, en strikte controle uitoefenen; onredelijke uitgaven moeten worden uitgebannen, en wie verkwisting of verspilling ook veroorzaakt, diegene moet ter verantwoording worden geroepen en een schadevergoeding betalen.) Is het gemakkelijk om volgens deze stappen te werken? (Ja.) Dit is een duidelijk omlijnde manier van werken. Als je zelfs zulk eenvoudig werk niet kan doen, wat kan je dan wel doen als leider of werker – als rentmeester van Gods huis? Er zijn te pas en te onpas gevallen van offergaven die worden verspild en verkwist, en als jij, als leider of werker, je er niet van bewust zijn en je er helemaal niet slecht over voelt, is God dan wel in je hart – is er daar wel een plaats voor Hem? Dat is twijfelachtig. Je zegt dat je liefde voor God groot is en dat je echt een Godvrezend hart hebt, maar wanneer Zijn offergaven op deze manier worden verkwist en verspild ben je je er op de een of andere manier niet van bewust en voel je je er helemaal niet slecht over – trekt dat je liefde en vrees voor God niet in twijfel? (Jazeker.) Zelfs je geloof is twijfelachtig, om nog maar te zwijgen over je liefde en vrees voor God. Je liefde en vrees voor God houdt geen stand – het is onhoudbaar! Het goed bewaren van offergaven is een plicht die leiders en werkers behoren te vervullen, en het is ook een verantwoordelijkheid die ze niet mogen ontwijken. Als de offergaven niet goed worden bewaard, is dat een verzaking van hun verantwoordelijkheid – er kan worden gezegd dat allen die offergaven slecht bewaren, valse leiders en valse werkers zijn.
IV. Onmiddellijk informeren naar de plaats waar de offergaven worden bewaard, en naar de diverse omstandigheden van hun beheerders
Naast het inspecteren van de staat van de uitgaven van offergaven en het aanpakken van onredelijke uitgaven, hebben leiders en werkers nog een heel belangrijke taak: ze moeten onmiddellijk informeren naar de plaats waar de offergaven worden bewaard, en naar de diverse omstandigheden van hun beheerders. Het doel hiervan is te voorkomen dat kwaadaardige mensen, mensen die duistere plannen koesteren en mensen met begerige harten misbruik maken van onoplettendheid om offergaven in beslag te nemen. Er zijn mensen die zien dat Gods huis heel veel spullen heeft en dat er voor sommige geen toezicht of administratie is en er de hele tijd op zinnen hoe ze die spullen tot hun privé-eigendom kunnen maken en voor zichzelf kunnen gebruiken. Zulke mensen zijn er overal. Sommige mensen lijken uiterlijk geen misbruik te maken van anderen en geen groot verlangen te hebben naar materiële zaken of geld, maar dat komt alleen maar omdat de situatie en de omstandigheden niet rijp zijn – als offergaven echt in hun handen zouden worden gelegd om te bewaren, zouden ze die heel goed in beslag kunnen nemen. Sommigen vragen: ‘Maar diegene was voorheen zo’n goed persoon: hij was niet begerig en had een redelijk karakter – waarom heeft het in zijn handen leggen van een paar offergaven hem dan ontmaskert?’ Dat komt doordat je niet veel tijd met deze mensen hebt doorgebracht, geen diepgaand begrip van hen hebt gekregen en hun aard en essentie niet hebt doorzien. Als je vroegtijdig had beseft wat voor persoon dit was, zouden de offergaven het ongeluk bespaard zijn gebleven om in het bezit van kwaadaardige mensen te komen. Om dus te voorkomen dat offergaven in handen van kwaadaardige mensen vallen, hebben leiders en werkers nog een belangrijkere taak: onmiddellijk informeren naar en op de hoogte blijven van de plaats waar offergaven worden bewaard en de diverse omstandigheden van hun beheerders. Stel dat iemand een paar honderd of een paar duizend yuan in zijn bezit heeft om te beheren; als diegene een beetje geweten heeft, zal hij het niet verduisteren. Maar als het om tienduizenden of honderdduizenden gaat, is op de meeste mensen niet te vertrouwen, is dit gevaarlijk en kan dit hun hart veranderen. Hoe zou hun hart kunnen veranderen? Een paar honderd of duizend yuan kunnen iemands hart niet gemakkelijk beïnvloeden, maar met tienduizenden of honderdduizenden kan iemands hart gemakkelijk worden beïnvloed. ‘Zoveel geld zou ik in meerdere levens niet kunnen verdienen, en nu is het in mijn handen – hoeveel beter zou mijn leven zijn als het van mij was!’ Ze denken erover na: ‘Ik voel me niet schuldig over deze gedachten – dus is er nu eigenlijk wel of geen god? Waar is god? Is het niet zo dat niemand weet dat ik deze gedachten heb? Niemand weet het, en ik voel me niet schuldig of slecht – betekent dit dat er geen god is? Als ik dit geld dan voor mezelf neem, zal ik dan geen straf of vergelding ondergaan? Zullen er geen gevolgen zijn?’ Is het hart van deze persoon niet aan het veranderen? Zijn de offergaven in zijn handen niet in gevaar? (Jazeker.) Daarnaast zijn er mensen die offergaven beheren die vrij goed zijn, ze hebben een fundament in hun geloof in God en zijn trouw in hun handelen, en zelfs als je ze tienduizenden of honderdduizenden yuan laat bewaren, zullen ze dat goed kunnen doen en is het gegarandeerd dat ze het niet zullen verduisteren. Maar er zijn een paar ongelovigen in hun families, en wanneer die mensen geld zien, worden hun ogen rood, als een wolf die zijn prooi bespiedt. Vergeet tienduizenden of honderdduizenden – ze zouden duizend yuan in hun zak stoppen als ze het zagen. Het kan ze niet schelen van wie het is; ze geloven dat het toebehoort aan wie het in zijn zak weet te stoppen, wie het het eerst grijpt. Als er zulke boosaardige wolven in de buurt zijn van een persoon die offergaven bewaart, lopen de offergaven dan niet het gevaar om waar en wanneer dan ook in beslag te worden genomen? Zou zo’n situatie kunnen voorkomen? (Dat zou kunnen.) Is het niet gevaarlijk als leiders en werkers onzorgvuldig zijn en geen verantwoordelijkheidsgevoel hebben, en het niet eens opmerken of er navraag naar doen en het onderzoeken wanneer offergaven zich in zo’n gevaarlijke situatie bevinden? Er kan op elk moment en op elke plaats iets misgaan. Er kan zich nog een andere situatie voordoen: sommige beheerders bewaren zowel geld als diverse goederen in hun huis, en ze ontvangen daar ook broeders en zusters en leiders en werkers. Dit kan tijdelijk relatief veilig zijn, maar is het gepast om offergaven daar op de lange termijn te bewaren? (Nee.) Zelfs als de persoon die ze bewaart geschikt is, zijn de omgeving en de omstandigheden dat absoluut niet. Of de mensen die ze ontvangen moeten weg, of de offergaven moeten weg. Als leiders en werkers dit werk niet onderzoeken noch hun verantwoordelijkheid dienaangaande vervullen, kan er op elk moment en op elke plaats iets misgaan; de offergaven kunnen op elk moment en op elke plaats verloren gaan en in handen van boosaardige demonen vallen. Er kan nog een situatie plaatsvinden: sommige kerken bevinden zich in vijandige omgevingen waar vaak mensen worden gearresteerd, en hierdoor is er een grote kans dat de locaties van huizen waar offergaven worden bewaard, worden verraden en door de grote rode draak worden overvallen en doorzocht – de offergaven kunnen op elk moment door boosaardige demonen worden geplunderd. Zijn zulke plaatsen geschikt voor het opslaan van offergaven? (Nee.) Wat moet er dus gebeuren als ze daar al worden bewaard? Verplaats ze onmiddellijk. Sommige leiders en werkers vervullen hun verantwoordelijkheid niet en doen geen echt werk. Ze zijn niet in staat om op deze dingen te anticiperen of eraan te denken, ze hebben er geen besef van, en pas wanneer er iets misgaat en de offergaven door boosaardige demonen worden weggegrist, denken ze: ‘We hadden ze toen moeten verplaatsen,’ en voelen hoogstens een beetje spijt. Maar als er niets misgaat, kan het zijn dat er tien jaar voorbijgaan en ze de offergaven nog steeds niet hebben verplaats. Ze kunnen niet zien welke ernstige gevolgen deze kwestie kan hebben, en ze zijn niet in staat om zaken te prioriteren op basis van belangrijkheid en urgentie. Leiders en werkers behoren een duidelijk begrip van deze situatie te hebben wanneer ze die tegenkomen: ‘Een van de plaatsen waar offergaven worden opgeslagen is niet geschikt. De omgeving is te gevaarlijk, en er zijn in de buurt al heel wat broeders en zusters gearresteerd, geschaduwd of onder toezicht geplaatst. We moeten een manier bedenken om de offergaven daar weg te halen. Ze naar een relatief veilige plaats brengen zou een betere zet zijn dan ze te laten waar ze zijn en te wachten tot ze worden weggegrist.’ Wanneer een situatie net is ontstaan en ze voorzien dat de offergaven in gevaar zijn, behoren ze die onmiddellijk te verplaatsen om te voorkomen dat ze in beslag worden genomen en verslonden door de grote rode draak, de kwaadaardige duivel. Dit is de enige manier om de veiligheid van de offergaven te garanderen en te voorkomen dat er problemen of misstappen plaatsvinden. Dit is werk dat leiders en werkers behoren te doen. Zodra er ook maar het geringste teken van gevaar is, zodra iemand wordt gearresteerd, zodra er een gevaarlijke situatie ontstaat, zou de eerste gedachte van leiders en werkers moeten zijn of de offergaven veilig zijn, of ze in handen van kwaadaardige mensen kunnen vallen, door hen in beslag kunnen worden genomen, of door boosaardige demonen kunnen worden weggegrist, en of er offergaven verloren zijn gegaan. Ze behoren onmiddellijk maatregelen te nemen om de offergaven te beschermen. Dit is de verantwoordelijkheid van leiders en werkers. Sommige leiders en werkers zeggen misschien: ‘Om deze dingen te doen, moeten we risico’s nemen. Kunnen we ze niet gewoon laten? Is het niet zo dat de mens centraal staat, wat betekent dat het niet nodig is om de offergaven op de eerste plaats te zetten en dat de mens op de eerste plaats moet worden gezet?’ Wat vind je van hun vraag? Hebben deze mensen menselijkheid? (Nee.) Offergaven goed bewaren, ze goed beheren en er goed over waken – dit zijn verantwoordelijkheden die een goede rentmeester behoort te vervullen. Serieuzer gezegd, zelfs als je je leven moet opofferen, is het dat waard en is het wat je behoort te doen. Het is je verantwoordelijkheid. Mensen roepen altijd: ‘Voor God sterven is een waardige dood’. Zijn mensen werkelijk bereid om voor God te sterven? Er wordt nu niet van je gevraagd om voor God te sterven; er wordt slechts van je verlangd dat je een beetje risico neemt om de offergaven veilig te bewaren. Ben je daartoe bereid? Je behoort blij te zeggen: ‘Dat ben ik!’ Waarom? Omdat dit Gods opdracht en vereiste voor de mens is, het is een verantwoordelijkheid die je niet mag ontlopen, en je moeten niet proberen eronderuit te komen. Gezien het feit dat je beweert dat je voor God zou sterven, waarom kun je dan niet een kleine prijs betalen en een beetje risico nemen om de offergaven te bewaren? Is dat niet wat je behoort te doen? Als je niets concreets doen, maar altijd maar roept over sterven voor God, zijn die woorden dan niet hol? Leiders en werkers behoren een zuiver begrip te hebben van het werk van het bewaren van offergaven, en ze behoren deze verantwoordelijkheid op zich te nemen. Ze moeten die niet ontlopen of vermijden, en ze moeten niet terugdeinzen voor hun verantwoordelijkheid. Aangezien je een leider of werker bent, is dit werk een last die op je rust. Het is belangrijk werk – ben je bereid het te doen, zelfs als je enig risico loopt, zelfs als je leven op het spel staat? Behoor je het te doen? (Ja.) Je behoort bereid te zijn het te doen; je mag deze verantwoordelijkheid niet afwijzen. Dit is Gods vereiste voor de mens en de opdracht die Hij de mens geeft. God heeft je Zijn meest minimale vereiste en opdracht verteld – als je zelfs niet bereid zijn die uit te voeren, wat kun je dan wel doen?
Leiders en werkers behoren het werk van het bewaren en uitgeven van offergaven zo nauwgezet en concreet mogelijk te doen. Ze moeten er niet slordig mee omgaan, en het al helemaal niet behandelen als andermans zaak en de verantwoordelijkheid afwijzen. Leiders en werkers behoren persoonlijk controle uit te oefenen, betrokken te raken en navraag te doen naar deze zaken, en ze zelfs persoonlijk af te handelen, om te voorkomen dat kwaadaardige mensen en mensen met een povere menselijkheid misbruik maken van onoplettendheid en vernietiging veroorzaken. Hoe nauwgezetter je dit werk doet, hoe minder kans kwaadaardige en slechte mensen zullen hebben om misbruik te maken van onoplettendheid; hoe gedetailleerder je navraag doet en hoe strenger je beheert, hoe minder gevallen van onredelijke uitgaven, verkwisting en verspilling er zullen zijn. Sommigen zeggen: ‘Moeten we dit doen om geld te besparen voor Gods huis? Komt Gods huis geld tekort? Als dat zo is, zal ik wat meer offeren.’ Is dat wat er aan de hand is? (Nee.) Dit is de verantwoordelijkheid van leiders en werkers, het is Gods vereiste voor de mens, en het is een principe dat leiders en werkers bij dit werk moeten naleven. Als gelovigen in God, als mensen die de rol van rentmeester in Gods huis op zich hebben genomen, behoort je houding ten opzichte van offergaven er een te zijn van verantwoordelijkheid en van het uitoefenen van strikte controle; anders ben je niet gekwalificeerd voor dit werk. Als je een gewone gelovige zou zijn die geen verantwoordelijkheidsgevoel had en de waarheid niet nastreefde, zouden deze dingen niet van je worden verlangd. Je bent een leider of werker; als je dit verantwoordelijkheidsgevoel niet hebt, ben je ongeschikt om er een te zijn, en zelfs als je als zodanig dient, ben je een onverantwoordelijke valse leider of valse werker, en zal je vroeg of laat worden geëlimineerd. Allen die het volledig ontbreekt aan verantwoordelijkheidsgevoel, zijn mensen die het werk van Gods huis totaal niet verdedigen – het ontbreekt ze allemaal aan het geringste greintje geweten en rede. Hoe zouden zulke mensen ooit plichten kunnen vervullen? Het zijn allemaal gevoelloze nietsnutten – ze moeten Gods huis onmiddellijk verlaten en terugkeren naar de wereld waar ze thuishoren!
Als we niet op deze manier zouden communiceren over de algemene kennis met betrekking tot offergaven, alsook over de waarheden die betrokken zijn bij het bewaren van offergaven en de principes die mensen behoren te beoefenen, zouden deze zaken jullie dan niet onduidelijk zijn? (Dat zouden we.) Wanneer mensen de precieze principes niet duidelijk zijn, kunnen ze dan een deel van hun verantwoordelijkheid vervullen? Hebben ze hun verantwoordelijkheid vervuld? Zijn de meeste mensen niet uitgegaan van de meest oppervlakkige theorie en het meest oppervlakkige principe van: ‘Ik begeer in ieder geval Gods offergaven niet, ik verduister of ontvreemd ze niet, en ik houd er goed toezicht op en laat mensen ze niet willekeurig uitgeven – dat is genoeg’? Is dit het beoefenen van de waarheid? Is dit het vervullen van jullie verantwoordelijkheid? (Nee.) Als de kennis van de meeste mensen niet verder reikt dan deze norm, dan verdient dit onderwerp echt communicatie. Begrijpen en doorgronden jullie nu, door deze communicatie, iets meer van hoe jullie offergaven moeten bewaren en van de houding en kennis die jullie bij het bewaren ervan zouden moeten hebben? (Ja.) We ronden hier onze communicatie af over waarheden die offergaven raken en over principes die betrekking hebben op hoe je offergaven moet behandelen en beheren.
De houding en manifestaties van valse leiders met betrekking tot offergaven
1. Offergaven als gemeenschappelijk eigendom behandelen
We zullen nu een eenvoudige ontmaskering en ontleding uitvoeren van valse leiders met betrekking tot het elfde punt van de verantwoordelijkheden van leiders en werkers. We zullen bekijken welke manifestaties valse leiders vertonen in hun houding ten opzichte van offergaven en in het bewaren en beheren ervan. De eerste manifestatie is dat het valse leiders aan een accuraat begrip van offergaven ontbreekt. Zij geloven: ‘Offergaven worden in naam aan God geschonken, maar in werkelijkheid aan de kerk. We weten niet waar God is, en Hij kan sowieso niet zoveel spullen gebruiken. Deze offergaven worden alleen in naam aan God gegeven; in feite worden ze aan de kerk en aan Gods huis geschonken, ze worden niet expliciet aan een specifiek persoon geofferd. De kerk en Gods huis staan voor alle mensen die er deel van uitmaken, en de implicatie daarvan is dat de offergaven van iedereen zijn, en wat van iedereen is, is gemeenschappelijk eigendom. Offergaven zijn dus gemeenschappelijk eigendom dat toebehoort aan alle broeders en zusters.’ Is dit begrip accuraat? Het is overduidelijk niet accuraat. Is er geen probleem met de menselijkheid van mensen die zo’n begrip hebben? Zijn dat geen mensen die de offergaven begeren? Mensen met een begerig hart en het verlangen om offergaven te bemachtigen, hanteren deze methode en deze zienswijze als het om de offergaven gaat. Het is duidelijk dat ze azen op de offergaven en die zich willen toe-eigenen voor hun eigen genot. Wat voor creaturen zijn dat? Zijn ze niet van hetzelfde slag als Judas? Dit soort leiders of werkers beschouwt Gods offergaven dus als gemeenschappelijk eigendom van de kerk. Ze koesteren deze houding in hun hart. Ze bewaren de offergaven niet oprecht, noch beheren ze die op een redelijke en verantwoordelijke manier. In plaats daarvan gebruiken ze de offergaven naar eigen goeddunken, schaamteloos en volkomen ongebreideld, zonder enig principe. Ze staan iedereen toe ze te gebruiken, en wie de hoogste ‘officiële post’ heeft, wie de hoogste status heeft, wie het meeste aanzien geniet onder de broeders en zusters, krijgt voorrang op het bezit en gebruik ervan. Het is net als in de bedrijven en fabrieken in de maatschappij, waar de bedrijfsauto’s en de goede, hoogwaardige spullen bestemd zijn voor de managers, fabrieksdirecteuren en voorzitters. Ze geloven dat het met Gods offergaven ook zo zou moeten zijn: wie leider of werker is, heeft voorrang bij het genieten van de hoogwaardige spullen van Gods huis, bij het genieten van de offergaven die aan God zijn geschonken. Al diegenen die hun positie als leider en werker als voorwendsel gebruiken om hoogwaardige computers en mobiele telefoons te kopen, evenals al die leiders en werkers die offergaven voor zichzelf nemen, geloven dus dat offergaven gemeenschappelijk eigendom zijn en naar believen gebruikt en verspild mogen worden. Wanneer sommige broeders en zusters gouden en zilveren sieraden, tassen, kleding en schoenen offeren, geven ze niet specifiek aan dat ze die aan God offeren. Sommige valse leiders geloven dan: ‘Aangezien ze niet specifiek hebben aangegeven dat deze spullen aan God worden geofferd, behoren ze voor het gebruik van de kerk te zijn. Wat aan de kerk wordt gegeven, is gemeenschappelijk eigendom, en leiders en werkers behoren voorrang te hebben bij het genieten van gemeenschappelijk eigendom.’ En dus eigenen ze zich deze spullen als vanzelfsprekend toe. De spullen die overblijven nadat zij hun keuze hebben gemaakt, mogen worden gebruikt en meegenomen door wie maar wil – iedereen verdeelt ze onderling. Deze leiders en werkers noemen dit het delen van de rijkdom; door hen te volgen, kunnen mensen goed eten en drinken en echt van het leven genieten. Iedereen is blij en ze zeggen: “God zij dank – zouden we van deze dingen kunnen genieten als we niet in Hem geloofden? Dit zijn offergaven, en we zijn het niet waard om ervan te genieten!” Ze zeggen dat ze het niet waard zijn, maar toch houden ze die spullen vast en laten ze niet los. Zulke leiders en werkers eigenen zich niet alleen offergaven toe en verdelen die, en genieten er persoonlijk van zonder iemands goedkeuring te vragen; ze besteden ook geen van allen ook maar de geringste aandacht aan het beheer, de uitgaven en het gebruik van de offergaven. Ook kiezen ze geen geschikte mensen om de offergaven te beheren en te registreren, laat staan dat ze de boekhouding controleren of streng toezien op de staat van de uitgaven. De onverschilligheid van valse leiders ten aanzien van het beheer van offergaven leidt tot chaos, waardoor sommige offergaven verloren gaan en verspild worden. Wat het meest opvalt in het werk van valse leiders, is dat iedereen naar eigen goeddunken handelt. Wat de supervisor van een team zegt, is wet, en als een team iets moet kopen, kunnen ze dat zelf beslissen zonder een aanvraag ter goedkeuring in te dienen. Zolang iets nodig is voor het werk, kunnen ze het kopen, zonder zich zorgen te maken over de kosten, of ze het kunnen gebruiken, of dat het noodzakelijk is. Ze geven immers offergaven uit, niet het geld van een specifiek persoon. Valse leiders houden hier geen toezicht op en oefenen er geen over controle uit, laat staan dat ze over de principes communiceren. Als er iets is gekocht, besteden valse leiders er geen van allen ook maar enige aandacht aan of er iemand is om het te bewaren, of er iets mis mee kan gaan, of dat de aankoop het geld waard was. Waarom besteden ze hier geen aandacht aan? Omdat het geld niet van hen is. Ze denken dat iedereen het kan uitgeven; het is immers niet hun eigen geld dat wordt uitgegeven. Er heerst chaos in elk aspect van het beheer van offergaven. Hoe chaotisch is het? Het is net als in de grote staatsbedrijven van socialistische landen, waar iedereen een gelijk deel krijgt, ongeacht hoeveel werk men verricht. Iedereen neemt spullen mee naar huis, eet van het eten van de fabriek, verdient het geld van de fabriek en verduistert de spullen van de fabriek. Het is een complete chaos. Valse leiders stellen geen regels op voor de uitgaven bij de aankoop van apparatuur of benodigdheden. Gods huis stelt wel regels op, maar zij beoordelen, controleren of inspecteren de uitgaven niet rigoureus en lopen ze niet na. Niets van dit werk doen ze. Het werk van valse leiders is een complete chaos, er is nergens orde en overal zijn er gebreken. Kwaadaardige mensen en mensen met het hart op de verkeerde plek krijgen bij elke gelegenheid de kans om misbruik te maken van de gebrekkige controle en er hun voordeel mee te doen. Gods offergaven worden door die mensen naar hartenlust verspild en verkwist, en toch worden ze op geen enkele manier gestraft of gesanctioneerd – ze krijgen niet eens een waarschuwing. Wat voor leiders en werkers zijn dit? Bijten ze niet de hand die hen voedt? Zijn dit rentmeesters van Gods huis? Het zijn dieven en verraders van Gods huis!
Hoe moeten deze leiders en werkers, die geen verantwoordelijkheid nemen als het gaat om het bewaren van offergaven, worden beschouwd? Hebben ze geen laag karakter en zijn ze niet verstoken van geweten en rede? Deze valse leiders beschouwen de spullen die door broeders en zusters aan God en de kerk worden geofferd als eigendom van Gods huis, en zeggen dat die door de broeders en zusters als groep beheerd moeten worden. En dus, wanneer er problemen aan het licht komen en de Boven mensen ter verantwoording roept, doen ze hun uiterste best om zichzelf te verdedigen. Ze erkennen niet hoe ernstig van aard het is dat ze Gods offergaven stalen en zich toe-eigende vanaf het moment dat ze leiders werden en status verwierven. Zijn dit geen mensen met een laag karakter? Ze zijn gewoonweg schaamteloos! Ze weten niet waarom de broeders en zusters geld en goederen offeren, noch aan wie ze die offeren. Als er geen God was, wie zou dan zomaar de spullen offeren die hij leuk vindt? Dit is zo’n eenvoudige logica, en toch kennen of begrijpen deze zogenaamde ‘leiders’ die niet. Deze valse leiders hebben een lijfspreuk: “de offergaven van Gods huis”. Moet deze uitdrukking niet gecorrigeerd worden? Wat zou de juiste uitdrukking moeten zijn? ‘Offergaven’ of ‘Gods offergaven’? Als je een bepaling wilt toevoegen, moet je ‘Gods’ toevoegen – offergaven behoren alleen God toe. Als je geen bepaling toevoegt, is het simpelweg ‘offergaven’ – mensen zouden dan nog steeds moeten weten dat de eigenaar van de offergaven de Schepper is, God, en niet de mens. De mens is het niet waard om offergaven te bezitten, en zelfs priesters kunnen niet zeggen dat de offergaven van hen zijn. Zij mogen met Gods toestemming van de offergaven genieten, maar die behoren hun niet toe. De bepaling voor ‘offergaven’ zal nooit een persoon zijn – het kan alleen God zijn, en niemand anders. Het is dus overduidelijk dat de uitdrukking: de offergaven van Gods huis, die vaak door valse leiders wordt gebruikt, foutief is en gecorrigeerd dient te worden. Er zou niet mogen worden gesproken over ‘de offergaven van Gods huis’ of ‘de offergaven van de kerk’. Er zijn zelfs mensen die zeggen ‘onze offergaven’ en ‘de offergaven van ons huis van God’. Al deze uitdrukkingen zijn verkeerd. Offergaven worden aan God geschonken door de geschapen mensheid, door degenen die God volgen. Alleen God heeft het exclusieve recht om de eigenaar, gebruiker en genieter ervan te zijn. Offergaven zijn geen gemeenschappelijk eigendom; ze behoren niet toe aan de mens, en nog veel minder aan de kerk en Gods huis. In plaats daarvan behoren ze God toe. God staat de kerk en Gods huis toe ze te gebruiken – dit is Zijn opdracht. Daarom zijn alle uitdrukkingen als ‘de offergaven van Gods huis’, ‘de offergaven van de kerk’ en ‘onze offergaven’ onnauwkeurig. Sterker nog, het zijn de uitdrukkingen van mensen met bijbedoelingen. Ze zijn bedoeld om mensen te misleiden en in slaap te sussen, sterker nog, om mensen op een dwaalspoor te brengen. Deze mensen categoriseren offergaven als gemeenschappelijk eigendom dat toebehoort aan de kerk, of aan Gods huis, of aan alle broeders en zusters. Dit alles is problematisch en foutief en dient te worden gecorrigeerd. Dit is een manifestatie van één soort valse leider. Zulke mensen beschouwen offergaven als gemeenschappelijk eigendom en gebruiken ze naar eigen goeddunken; of ze geloven dat ze als leiders het recht hebben om deze spullen toe te wijzen, en dus wijzen ze die toe aan mensen die ze mogen of aan iedereen in gelijke mate. Wat voor scenario proberen ze te creëren? Een waarin iedereen gelijk is, waarin iedereen van Gods genade kan genieten, waarin iedereen deelt. Ze willen de gunst van mensen kopen door vrijgevig te zijn met de middelen van Gods huis. Is dat niet walgelijk? Het is weerzinwekkend, schaamteloos gedrag! Hoe kunnen zulke mensen worden gekarakteriseerd? Zulke valse leiders begeren offergaven, en om te voorkomen dat mensen toezicht op hen houden, hen ontmaskeren en hen doorzien, wijzen ze de overgebleven spullen die ze zelf niet gebruiken toe aan de broeders en zusters. Zo kopen ze hun gunst en creëren ze een scenario waarin iedereen gelijk is, waardoor iedereen kan profiteren van de omgang met hen, zodat niemand hen zal ontmaskeren. Als jullie zo’n leider zouden tegenkomen, een leider die jullie toestaat wat voordelen te behalen en met wie jullie van wat ‘gemeenschappelijk eigendom’ zouden kunnen genieten – als jullie dit recht hadden en van dit soort voordeel profiteerden, zouden jullie daar dan blij mee zijn? Zouden jullie het kunnen weigeren? (Ja.) Als jullie begerig zijn, geen Godvrezend hart hebben en God niet vrezen, zouden jullie het niet kunnen. Iedereen met een beetje integriteit, een beetje rede en een beetje een Godvrezend hart zal het weigeren. Sterker nog, ze zullen opstaan om die leider te berispen, te snoeien en een halt toe te roepen, en zeggen: “Het eerste wat je als leider zou moeten doen, is de offergaven goed beheren, ze niet verduisteren, laat staan zonder toestemming besluiten om ze naar eigen inzicht aan iedereen toe te wijzen. Je hebt dat recht niet; dat is niet de opdracht die je van God hebt ontvangen. Offergaven zijn voor Gods gebruik, en er zijn principes voor het gebruik ervan door de kerk – niemand heeft hierover het laatste woord. Je mag dan een leider zijn, maar dat privilege heb je niet. God heeft het je niet geschonken. Je hebt niet het recht om Gods spullen te gebruiken – God heeft je niet met dat werk belast. Doe dus onmiddellijk de gouden en zilveren sieraden af die de broeders en zusters aan God hebben geofferd, en trek de kleren uit die ze aan Hem hebben geofferd. Betaal onmiddellijk een vergoeding voor de dingen die je hebt gegeten en die je niet had mogen eten. Als je nog een mens bent en enige schaamte kent, doe dit dan direct. Verder, ongeacht aan wie je deze offergaven hebt gegeven om hun gunst te winnen, of wie je ze hebt laten bemachtigen en ervan hebt laten genieten, haal die offergaven onmiddellijk terug. Als je dat niet doet, zullen we alle broeders en zusters inlichten en je als een Judas behandelen!” Zouden jullie dit durven doen? (Ja.) Iedereen heeft deze verantwoordelijkheid als het om offergaven gaat, en ze behoren die met dit geweten en deze houding te behandelen. Natuurlijk hebben ze ook de plicht om toezicht te houden op hoe anderen offergaven behandelen, of ze die goed bewaren en of ze die volgens de principes beheren. Denk niet dat dit niets met jullie te maken heeft en wees dan niet onverantwoordelijk door te zeggen: “Ik ben hoe dan ook geen leider of werker, dit is niet mijn verantwoordelijkheid. Zelfs als ik het ontdek, hoef ik me er niet mee te bemoeien of er iets over te zeggen – dat is een zaak voor leiders en werkers. Wie willekeurig geld uitgeeft en offergaven verduistert, is een Judas, en God zal hem straffen wanneer de tijd daar is. Wie een gevolg veroorzaakt, is er zelf verantwoordelijk voor. Ik hoef me hier niet mee te bemoeien. Wat voor nut zou het hebben als ik me er ongevraagd mee bemoei?” Wat vinden jullie van zo iemand? (Hij heeft geen geweten.) Als je ontdekt dat er in bepaalde gebieden waar de leiders en werkers geen zicht op hebben, mensen zijn die offergaven verspillen en zich toe-eigenen, behoor je de betrokkenen persoonlijk een waarschuwing te geven en dit ook onmiddellijk aan de leiders en werkers te rapporteren. Je behoort te zeggen: “Onze teamleider en onze leider nemen vaak offergaven voor zichzelf. Ze geven ook willekeurig offergaven uit, overleggen niet met anderen en beslissen zelf om van alles te kopen. Het merendeel van hun uitgaven is niet in overeenstemming met de principes. Kan Gods huis dit aanpakken?” Het is de verantwoordelijkheid van Gods uitverkorenen om de problemen die ze ontdekken te rapporteren en te melden. Onze eerdere communicatie ging over de manifestatie van één soort valse leider – zijn houding ten opzichte van offergaven is die als gemeenschappelijk eigendom te behandelen.
2. Zich niet bekommeren om of informeren naar de uitgaven van offergaven
Een andere manifestatie van valse leiders met betrekking tot het bewaren van offergaven is dat ze niet weten hoe ze die moeten beheren. Ze weten alleen dat de offergaven niet aangeraakt mogen worden, dat ze niet willekeurig verduisterd of ontvreemd mogen worden, dat ze heilig zijn, als heilig apart gezet, en dat men er geen ongepaste gedachten over mag hebben. Maar als het gaat om de vraag hoe men de offergaven precies goed beheert, hoe men een goede rentmeester is in het bewaren ervan, dan blijkt dat ze niet over een weg, principes, specifieke plannen of stappen voor dit werk beschikken. In zaken als het registreren, tellen en bewaren van offergaven, evenals het controleren van de inkomsten-en uitgavenrekeningen en het controleren van de uitgaven, zijn deze valse leiders dus behoorlijk passief. Wanneer iemand iets ter goedkeuring voorlegt, ondertekenen ze het. Wanneer iemand een onkostenvergoeding aanvraagt, geven ze die. Wanneer iemand om geld voor een bepaald doel vraagt, reiken ze het uit. Ze weten niet waar de diverse machines en apparatuur worden bewaard. Ze weten ook niet of de beheerder geschikt is, noch hoe ze dat moeten beoordelen; ze kunnen de harten van mensen niet doorgronden, en ze kunnen de essentie van mensen niet doorzien. Hoewel alle uitgaande offergaven die onder het beweer van deze mensen vallen worden vastgelegd, blijkt wanneer je de details van de uitgaven in deze rekeningen bekijkt, dat veel van de uitgaven onredelijk en onnodig zijn – veel van de uitgaven zijn buitensporig en verspillend. De offergaven gaan verloren onder de handtekeningen van deze leiders en werkers. Ogenschijnlijk lijken ze specifiek werk te doen, maar in feite wordt wat ze doen door geen enkel principe geleid. Ze oefenen geen controle uit – ze doorlopen slechts de formaliteiten en houden zich aan regels en voorschriften, meer niet. Dit voldoet totaal niet aan de normen voor het beheren van offergaven, laat staan aan de principes ervan. Er zijn dus in de periode dat valse leiders aan het werk zijn te veel onredelijke uitgaven. Als er iemand is om toezicht te houden en te beheren, hoe komen deze onredelijke uitgaven dan toch tot stand? Dat komt omdat deze leiders en werkers geen verantwoordelijkheid nemen in hun werk. Ze doorlopen de formaliteiten en handelen de zaken plichtmatig af, en ze handelen niet volgens de principes. Ze willen anderen niet voor het hoofd stoten, gedragen zich als jaknikkers en oefenen geen deugdelijke controle uit. Het kan zelfs zo zijn dat er onder degenen die de offergaven beheren niet één echt verantwoordelijk persoon is, niet één die werkelijk controle kan uitoefenen. Valse leiders besteden geen aandacht aan de vraag of de mensen die de offergaven bewaren geschikt zijn, of dat er gevaarlijke situaties zijn in de kerken van die mensen. Voor hen is alles in orde, zolang zij zelf maar veilig zijn. Wanneer er gevaar dreigt, is het eerste waar ze aan denken waar ze heen kunnen vluchten en of hun eigen geld zal worden buitgemaakt, terwijl ze niet informeren naar of vragen stellen over de verblijfplaats van de offergaven of dat die in gevaar zijn. Een paar maanden of zelfs een half jaar na het incident vragen ze er misschien uit gewetensnood naar, en wanneer ze vernemen dat sommige offergaven in het bezit van de grote rode draak zijn gekomen, dat sommige door kwaadaardige mensen zijn verspild, en dat de verblijfplaats van sommige onbekend is, voelen ze zich even rot. Ze bidden een beetje, erkennen hun fout, en daarmee is het voor hen afgedaan. Wat voor creaturen zijn deze mensen? Is er geen probleem met zo’n manier van werken? Hoe zal God iemand behandelen die zo’n houding ten opzichte van offergaven koestert? Zal Hij hem als een ware gelovige beschouwen? (Nee.) Waar zal Hij hem dan voor aanzien? (Als een niet-gelovige.) Wanneer God iemand als een niet-gelovige beschouwt, heeft die persoon dat dan in de gaten? Hij wordt gevoelloos en afgestompt in zijn geest, en wanneer hij handelt, heeft hij niet Gods verlichting of leiding, of enig licht. Hij geniet niet Gods bescherming wanneer hem dingen overkomen, en hij is vaak negatief en zwak, en leeft in duisternis. Hoewel hij vaak naar preken luistert, kan lijden en een prijs kan betalen in zijn werk, boekt hij simpelweg geen vooruitgang en slaat hij een meelijwekkend figuur. Dat zijn zijn ‘resultaten’. Is dit niet nog moeilijker te verdragen dan een straf? Zeg mij, als dit het resultaat is van iemands geloof in God, is dat dan een reden voor vreugde en feest of voor verdriet en geweeklaag? Het is naar Mijn mening geen goed teken.
Valse leiders nemen het werk van het beheren van offergaven nooit serieus. Hoewel ze zeggen: “Mensen mogen Gods offergaven niet aanraken; Gods offergaven mogen door niemand worden verduisterd en ze mogen niet in de handen van slechte mensen vallen,” en ze deze leuzen luidkeels roepen, en hun woorden zeer moreel en fatsoenlijk klinken, gedragen ze zich niet als mensen. Hoewel ze geen offergaven verduisteren, er geen ongepaste gedachten over hebben of de intentie hebben om ze te bemachtigen, en sommigen van hen zelfs nooit het geld van Gods huis gebruiken of Gods offergaven aanraken voor welke uitgave dan ook, maar in plaats daarvan hun eigen geld uitgeven, verrichten ze als leiders en werkers totaal geen echt werk als het gaat om het beheer van offergaven. Ze doen niet eens zoiets eenvoudigs als informeren naar de stand van de uitgaven of het controleren van de uitgaven van offergaven. Dit zijn overduidelijk valse leiders. Hun houding ten opzichte van offergaven is als volgt: “Ik geef ze niet uit en ik verduister ze niet, en ik bekommer me er ook niet om hoe anderen ze uitgeven of dat anderen ze verduisteren.” Ik zeg tegen deze valse leiders dat deze lauwe houding van jou zeer problematisch is. Ze niet uitgeven en niet verduisteren is wat mensen behoren te doen, maar als leider of werker moet je nog meer doen: de offergaven goed beheren – en toch heb je dit nagelaten. Dat wordt plichtsverzuim genoemd. Dit is een manifestatie van een valse leider. Je mag dan geen cent hebben uitgegeven of ook maar één offergave hebben verduisterd, maar omdat je geen feitelijk werk doet en geen specifiek beheerwerk verricht met betrekking tot de offergaven, word je gekenmerkt als een valse leider, en dat is gerechtvaardigd en redelijk. Sommige leiders nemen of gebruiken nooit enige offergave – zelfs als alle andere leiders en werkers ze gebruiken, doen zij dat niet, en wanneer Gods huis regelt dat ze iets krijgen, weigeren ze het. Ze lijken behoorlijk zuiver en vrij van begeerte, maar wanneer ze worden aangesteld om offergaven te beheren, verrichten ze totaal geen specifiek werk. Ongeacht wie de offergaven uitgeeft, zij ondertekenen het – ze stellen niet eens vragen en zeggen er geen woord extra over. Hoewel deze mensen geen cent van de offergaven verduisteren, komen de offergaven onder hun beheer in het bezit van kwaadaardige mensen. Door hun onverantwoordelijkheid en plichtsverzuim kunnen de offergaven door iedereen worden verspild en verkwist. Heeft deze verspilling en verkwisting niet te maken met hun wanbeheer? Wordt het niet veroorzaakt door hun plichtsverzuim? (Jawel.) Hebben zij geen aandeel in de slechte daden van deze mensen? Dragen zij er geen verantwoordelijkheid voor? Dit is een grote verantwoordelijkheid om te dragen, en die kunnen ze niet ontlopen! Ze blijven zich gewoon aan hun standpunt vasthouden: “In elk geval verduister ik Gods offergaven niet, en ik wens of plan dat ook niet. Wie Gods offergaven ook uitgeeft, ik geef ze niet uit; wie ze ook neemt en gebruikt, ik niet; wie er ook van geniet, ik niet. Dit is mijn houding ten opzichte van offergaven – je kunt doen wat je wilt!” Bestaan zulke mensen? (Ja.) Antichristen geven offergaven uit aan dure kleding, luxegoederen en zelfs auto’s. Zeg mij, kan dit soort valse leider dit probleem onderkennen? Ze verduisteren de offergaven zelf niet, ze hebben deze houding. Geloven ze dan niet dat het slecht is om ze te verduisteren? (Dat doen ze wel.) Waarom negeren ze het dan wanneer antichristen zulk groot kwaad doen en maken ze er geen eind aan? Waarom nemen ze het niet serieus? (Ze willen niemand voor het hoofd stoten.) Is dat geen slechte daad? (Dat is het.) Dit is het niet vervullen van de verantwoordelijkheid van een rentmeester. Als tijdens jouw beheer offergaven in het bezit van kwaadaardige mensen komen, als ze worden verspild, verkwist en op een onredelijke manier worden uitgegeven, als ze op deze manier wegglippen, en jij toch geen enkel werk verricht of zelfs maar een woord zegt, is dat dan geen plichtsverzuim? Is dat niet de manifestatie van een valse leider? Als je niet zegt wat je zou moeten zeggen, niet het werk doet dat je zou moeten doen, niet de verantwoordelijkheid vervult die je zou moeten vervullen, en hoewel je elke doctrine begrijpt, je gewoon geen feitelijk werk doet, dan ben je absoluut een valse leider. Jij gelooft: “Ik verduister in elk geval geen offergaven; als anderen dat doen, is dat hun zaak.” Ben je dan geen valse leider? Het niet verduisteren van de offergaven is jouw persoonlijke zaak, maar heb je de offergaven goed bewaard? Heb je je verantwoordelijkheid met betrekking tot de offergaven vervuld? Als je dat niet hebt gedaan, ben je een valse leider. Zoek geen excuses voor jezelf door te zeggen: “Ik verduister in elk geval geen offergaven, ik ben dus geen valse leider!” Het niet verduisteren van offergaven is geen criterium om te bepalen of een leider of werker aan de norm voldoet. Het ware criterium om te bepalen of ze aan de norm voldoen, is of ze hun verantwoordelijkheid vervullen, uitvoeren wat een mens behoort te doen, en de plicht vervullen die een mens behoort te vervullen in de zaken die God hun heeft toevertrouwd – dat is het allerbelangrijkste. Dus, wat is jouw plicht en verantwoordelijkheid in het beheer van offergaven? Heb je die volledig uitgevoerd? Het is overduidelijk dat je dat niet hebt gedaan. Je doorloopt slechts de formaliteiten; je bent bang om mensen voor het hoofd te stoten, maar je bent niet bang om God voor het hoofd te stoten. Je veronachtzaamt de offergaven omdat je bang bent om mensen voor het hoofd te stoten, om je goede imago in hun ogen te schaden – als je deze manifestatie hebt, ben je absoluut een valse leider. Dit is niet zomaar een etiket op je plakken. De feiten liggen voor het oprapen: je kunt niet eens je plicht en verantwoordelijkheid vervullen – je bent zo egoïstisch! Je beheert je eigen spullen, je persoonlijke eigendommen vrij goed, gewetensvol en zorgvuldig. Je stelt die spullen niet bloot aan de elementen; je laat niemand ze meenemen, en je laat niemand misbruik van je maken. Maar voor de offergaven heb je totaal geen verantwoordelijkheidsgevoel – je vervult niet eens een tiende van de verantwoordelijkheid die je wel neemt als het gaat om het beheren van je eigen spullen. Hoe kun je als een goede rentmeester worden beschouwd? Hoe kun je als een leider of werker worden beschouwd? Je bent overduidelijk een valse leider. Dit is een manifestatie van één soort valse leider.
3. Het beperken van redelijke uitgaven
Er is nog een ander type valse leider, en die zijn ook behoorlijk weerzinwekkend. Wanneer zulke mensen leiders worden en zien dat degene die de offergaven beheert buitensporig verkwistend met het geld is omgegaan, ontslaan ze diegene. Vervolgens willen ze iemand vinden die zorgvuldig kan plannen en budgetteren, die elke cent omdraait en die weet hoe hij zuinig een huishouden moet runnen. Ze denken dat zo iemand een goede rentmeester zou zijn, maar omdat ze niemand geschikt vinden, eindigen ze ermee de offergaven zelf te beheren. Wanneer de broeders en zusters zeggen dat er voor het prediken van het evangelie enkele exemplaren van boeken met Gods woorden moeten worden gedrukt, staan deze leiders dit niet toe, omdat ze denken dat het drukken van boeken behoorlijk wat kost; het kan hen niet schelen of het dringend nodig is voor het werk – voor hen is alles prima zolang er maar geld wordt bespaard. Ze weten eenvoudigweg niet waar het gebruik van Gods offergaven het meest in overeenstemming is met Zijn bedoelingen; het enige wat ze weten, is dat ze die moeten beschermen en dat er absoluut niet aan gekomen mag worden. Ze geven niet uit wat uitgegeven zou moeten worden – ze voeren de controle echt ‘goed’ uit! Hoe kan het werk op deze manier doorgaan? Hanteren deze leiders principes bij hun handelen? (Nee.) Ze staan niet toe dat werk wordt gedaan dat gedaan moet worden, of dat boeken worden gedrukt die gedrukt moeten worden, of dat geld wordt uitgegeven dat uitgegeven moet worden – ze staan geen enkele redelijke uitgave toe. Is dat beheer? (Nee.) Wat is het dan? Het is een gebrek aan begrip van de principes. Mensen die geen begrip van de principes hebben, weten niet hoe ze de offergaven moeten beheren wanneer ze werken. Ze geloven dat ze het geld in de gaten moeten houden en het met geen cent mogen laten verminderen, en dat, ongeacht waarvoor de uitgave bedoeld is, het geld niet mag worden aangeraakt. Is dit in overeenstemming met Gods bedoelingen? (Nee, dat is het niet.) Reguleren en controleren zonder principes is geen beheer. Willekeurig uitgeven, verspilling en verkwisting zijn geen beheer, maar wanneer door strenge controle geen cent wordt uitgeven en redelijke uitgaven worden beperkt, is dat evenmin beheer. Geen van beide is in overeenstemming met de principes. Omdat sommige mensen de principes voor het gebruiken, toewijzen en beheren van offergaven niet begrijpen, wordt alles een farce en ontstaan er allerlei soorten chaos. Deze leiders lijken van buitenaf behoorlijk verantwoordelijk en toegewijd, maar hoe is het werk dat ze doen? (Het is zonder principes.) En omdat het zonder principes is, ondervindt het evangeliewerk in hun gebied hinder en beperking, en wordt ook een deel van het professionele werk beperkt door hun overdreven strenge controle op het gebruik van offergaven. Oppervlakkig gezien lijken ze zeer gewetensvol en verantwoordelijk in hun bewaren van de offergaven. Maar in feite, omdat ze geen geestelijk begrip hebben en alleen handelen op basis van hun noties en verbeeldingen, en ze zelfs voor Gods huis controle uitvoeren onder het mom van zuinigheid voor de kerk, beïnvloeden ze, zonder het zelf te weten, de voortgang van de verschillende onderdelen van het kerkelijk werk ernstig. Kunnen zulke mensen worden gekenmerkt als valse leiders? (Ja.) Dit kwalificeert hen als valse leiders. Tot op zekere hoogte hebben ze al hinder en verstoringen veroorzaakt voor het evangeliewerk en het werk van de kerk. Deze hinder en verstoringen worden veroorzaakt door hun gebrek aan begrip van de principes en doordat ze roekeloos werken op basis van hun eigen voorkeuren en noties, niet zoeken naar de principes van de waarheid, zaken niet bespreken en niet samenwerken met anderen. Offergaven zullen bij hen niet worden verspild of verkwist, maar ze kunnen offergaven niet redelijk gebruiken volgens de principes. Louter om ze te beschermen staan ze niet toe dat offergaven worden gebruikt. Dientengevolge wordt het werk van het verspreiden van het evangelie vertraagd en wordt de normale werking van het werk van Gods huis beïnvloed. Op basis van deze uiting is het dus helemaal niet overdreven om hen als valse leiders te kenmerken. Waarom worden ook zulke mensen als valse leiders gekenmerkt? Omdat ze niet weten hoe ze werk moeten doen, en hun bevattingsvermogen van hoe ze offergaven moeten behandelen en hun manieren om ze te behandelen zijn heel verwrongen zijn, Kunnen ze dan nog wel ander werk goed doen? Zeker niet. Is er geen probleem met het bevattingsvermogen van deze mensen? (Jawel.) Hun bevattingsvermogen is verwrongen, ze houden zich aan regels, doen aan schijnvertoning en zijn schijngeestelijk. Ze houden geen rekening met het werk van Gods huis en handelen niet volgens de principes – ze kunnen de principes voor het handelen niet vinden en gaan alleen uit van hun eigen slimmigheidjes en hun eigen wil en houden zich aan regels. Daarom resulteert hun werk in hinder en verstoringen. Hun manier van werken is dom en onhandig – het is walgelijk. Zulke mensen zijn overduidelijk valse leiders. Is er iemand die zegt: “Ik beheer de offergaven zo goed, ik doe dit werk zo aandachtig, en toch word ik gekenmerkt als een valse leider. Dan beheer ik ze niet meer! Wie ze wil uitgeven, geeft ze maar uit; wie ze wil gebruiken, gebruikt ze maar; wie ze wil nemen, neemt ze maar!”? Is er iemand die zo denkt? Wat is dan ons doel met het ontmaskeren van de verschillende gesteldheden en uitingen van de diverse soorten valse leiders? (Om mensen de principes te laten vatten en te voorkomen dat ze het pad van valse leiders bewandelen.) Juist. Het doel is dat mensen de principes vatten, zodat ze hun werk goed kunnen doen en hun verantwoordelijkheid vervullen in overeenstemming met de principes. Ze moeten niet afgaan op verbeeldingen en noties, geen menselijke wil of onstuimigheid koesteren, en geen zelfverzonnen theorie de plaats laten innemen van de principes van de waarheid. Ze moeten zich niet voordoen als spiritueel en niet gebruiken wat zij als spiritualiteit beschouwen als een vervalsing van of vervanging voor de principes. Zulke mensen bestaan inderdaad onder leiders en werkers, en het is de moeite waard om hen als een waarschuwing te beschouwen.
4. Offergaven in beslag nemen en ervan genieten
Er is nog een ander type valse leider, en het werk dat zij verrichten als het gaat om het beheren van offergaven is een nog grotere puinhoop. Zij geloven dat ze als leider of werker de offergaven niet voortdurend in de gaten kunnen houden, of er al te aandachtig mee bezig kunnen zijn. Ze denken dat ze alleen het bestuurlijke werk van de kerk goed hoeven te doen, het werk van het kerkelijk leven en van de ingang in het leven van Gods uitverkorenen goed hoeven te verrichten, en daarnaast ervoor moeten zorgen dat de verschillende soorten professioneel werk goed worden gedaan. Zij geloven dat offergaven geld en goederen zijn die God aan de kerk schenkt, en dat dit geld en deze goederen er zijn om te voorzien in de behoeften van leiders en werkers in hun leven en werk. De implicatie hier is dat offergaven voor leiders en werkers zijn bereid, en dat zodra iemand is gekozen als leider of werker, God hem toestaat van deze offergaven te genieten, en dat leiders en werkers voorrang krijgen bij het toewijzen, genieten en besteden ervan. En zo wordt iemand, zodra hij leider of werker wordt, de meester van de offergaven, de beheerder en eigenaar van de offergaven. Wanneer dit soort mensen in hun werk in contact komt met offergaven, registreren, tellen of beheren ze die niet, noch controleren ze de boekhouding van inkomende en uitgaande offergaven, en ze inspecteren al helemaal de status van de uitgaven en toewijzing ervan niet. In plaats daarvan onderzoeken en achterhalen ze welke offergaven er zijn en of er iets is waar leiders en werkers van kunnen genieten. Dit is de houding die deze leiders en werkers hebben ten opzichte van offergaven. In hun ogen hoeven offergaven niet te worden geregistreerd, geteld of bewaard, en hoeven de inkomsten, uitgaven of de staat van besteding ervan niet te worden geïnspecteerd – zij hebben niets met zulke dingen te maken. Ze hoeven alleen maar de offergaven toe te wijzen aan leiders en werkers, en hun voorrang te geven als het gaat om het genieten van de offergaven. In hun ogen is dat wat leiders en werkers zeggen het principe – het is hun beslissing hoe de offergaven worden besteed en toegewezen. Zij geloven dat gekozen worden als leider of werker betekent dat iemand al is vervolmaakt, en dat ze, net als een priester, het voorrecht hebben om van offergaven te genieten, en wat betreft de offergaven het laatste woord, het gebruiksrecht en het toewijzingsrecht te hebben. In sommige kerken hebben leiders en werkers de offergaven al bekeken, uitgeplozen en gefilterd voordat de dingen die de broeders en zusters hebben geofferd door het juiste personeel kunnen worden geregistreerd, geteld en opgeslagen. Ze houden wat ze kunnen gebruiken, eten wat ze kunnen eten, trekken aan wat ze kunnen dragen, en wijzen wat ze niet nodig hebben direct toe aan wie het nodig heeft, en nemen zo in de plaats van God de beslissingen. Dit is hun principe. Wat is hier aan de hand? Denken ze echt dat ze priesters zijn? Is dit niet extreem onredelijk? (Jawel.) Er zijn andere leiders en werkers die zien dat een gezin twee stoelen tekortkomt, dat een ander een fornuis mist, en dat iemand een slechte gezondheid heeft en voedingssupplementen nodig heeft, en vervolgens het geld van Gods huis gebruiken om al deze dingen te kopen. De toewijzing, consumptie, uitgave en het gebruiksrecht van alle offergaven behoren toe aan deze leiders en werkers – is dat logisch? Ligt aan hun aanpak geen gebrekkig begrip ten grondslag? Op welke basis nemen zij de beslissingen? Hebben leiders en werkers het recht om over de offergaven te beschikken? (Nee.) De offergaven zijn bedoeld om door hen te worden beheerd, niet om ze te controleren en te gebruiken. Ze hebben niet het voorrecht om ervan te genieten. Zijn leiders en werkers gelijk aan priesters? Aan mensen die zijn vervolmaakt? Zijn zij de eigenaars van de offergaven? (Nee.) Waarom beslissen ze dan zonder toestemming om offergaven te gebruiken om dingen te kopen voor dit en dat gezin – waarom hebben ze dat recht? Wie heeft hun dat recht gegeven? Bepalen de werkregelingen: “Het eerste wat leiders en werkers moeten doen na het aanvaarden van hun positie, is de totale controle over de financiën van Gods huis overnemen”? (Nee.) Waarom is er dan een deel van de leiders en werkers dat dit gelooft? Wat is daar het probleem? Wanneer een broeder of zuster een duur kledingstuk offert en een leider of werker het de volgende dag draagt, wat is er dan aan de hand? Waarom vallen offergaven van broeders en zusters in de handen van een individu? ‘Individu’ betekent hier niemand anders dan de leider of werker. Ze slagen er niet alleen niet in de offergaven goed te beheren – ze nemen zelfs het voortouw bij het in beslag nemen en het er persoonlijk van genieten. Wat is hier het probleem? Als we deze leider of werker bekijken in het licht van het feit dat hij geen werkelijk werk verricht als het gaat om het beheer van offergaven, dan kan hij worden gekenmerkt als een valse leider – maar als we hem bekijken in termen van het in beslag nemen en er persoonlijk van genieten, dan kan hij honderd procent zeker worden gekenmerkt als een antichrist. Wat is dus precies de verstandige manier om de betreffende persoon te kenmerken? (Als een antichrist.) Hij is zowel een valse leider als een antichrist. Bij het beheren van offergaven kijken valse leiders alle offergaven door en dragen ze mensen op om ze te beheren. Maar voordat ze dat doen, nemen ze een deel voor zichzelf in beslag en beslissen ze zonder toestemming om een ander deel toe te wijzen. Wat betreft de dingen die overblijven – die ze niet willen, of die ze niet herkennen maar niet willen weggeven – die leggen ze voorlopig opzij. Als het gaat om de plek waar die offergaven worden bewaard, of er een geschikte persoon is om ze te beheren, of ze regelmatig moeten worden geïnspecteerd, of iemand ze steelt, of iemand ze in beslag neemt – over deze zaken bekommeren valse leiders zich stelselmatig niet. Hun principe is dit: “Ik heb al beslag gelegd op de dingen waar ik van zou moeten genieten en die ik nodig heb. Wie de overgebleven dingen die ik niet nodig heb mee wil nemen, mag ze meenemen; wie ze wil beheren, mag ze beheren. Ze zijn van wie ze het eerst pakt – in wiens handen ze ook vallen, die profiteert ervan.” Wat voor principe en logica is dat? Zulke mensen zijn gewoon duivels en beesten!
Een valse leider zei eens dat er behoorlijk wat spullen in de opslagruimte lagen, en ik vroeg of hij die had geregistreerd. Hij zei: “Van sommige dingen weet ik niet eens wat het is, het is dus onmogelijk om ze te registreren.” Ik zei: “Dat is onzin. Hoe kun je ze nu niet kunnen registreren? Er zouden toch registraties van moeten zijn van toen ze hier voor het eerst werden gebracht!” “Dat was lang geleden, dat is niet meer te achterhalen.” Wat zijn dat voor een praatjes? Neemt hij zijn verantwoordelijkheid? (Nee.) Ik zei: “Er zijn wat kleren – kijk welke broeders en zusters ze nodig hebben en deel die kleren aan hen uit.” “Sommige zijn uit de mode. Niemand is geïnteresseerd.” Ik zei: “Deel uit wat de broeders en zusters nodig hebben, en handel wat ze niet nodig hebben op de juiste manier af.” Hij gaf hier geen gevolg aan. Was hij gewetensvol en ijverig? Wanneer hem wordt gevraagd een stuk werk te doen, blijft hij klagen, negatieve dingen zeggen en op moeilijkheden wijzen. Wat hij niet zegt, is dat hij deze zaken goed zal afhandelen, volgens de principes. Hij heeft totaal niet de intentie om zich te onderwerpen. Welke eis je ook aan hem stelt, hij blijft over moeilijkheden praten, alsof hij, als hij je op die manier sprakeloos laat staan, zal winnen en de overhand zal krijgen, en dan klaar is met zijn werk. Wat voor schepsel is deze persoon? Je bent niet tot leider of werker gemaakt om problemen te veroorzaken, of om op moeilijkheden en kwesties te wijzen – je bent tot leider of werker gemaakt om problemen op te lossen en moeilijkheden aan te pakken. Als je echt bekwaam bent in je werk zou je, na de kwesties en moeilijkheden te hebben aangekaart, vervolgens vertellen hoe je ze volgens de principes gaat aanpakken en oplossen. Valse leiders kunnen alleen maar leuzen roepen, doctrines prediken, grote woorden gebruiken en spreken over objectieve rechtvaardigingen en excuses – ze hebben totaal geen echt arbeidsvermogen, en bij het beheer van offergaven zijn ze evenmin in staat om volgens de principes te handelen of hun verantwoordelijkheid te vervullen. Zo zwakzinnig en onbekwaam zijn ze. Toch hebben ze nog steeds het gevoel dat, nu ze leider of werker zijn, ze privileges en status hebben, een voorname identiteit bezitten en de eigenaar en gebruiker van offergaven zijn. Dit soort valse leider weet alleen hoe hij van het privilege van het uitgeven van offergaven moet genieten. Hij kan geen gevallen van onredelijke, willekeurige uitgaven van offergaven zien of ontdekken. Het kan zelfs zo zijn dat hij ze wel ziet, maar er niets aan doet om ze aan te pakken. Waarom is dit? Het is omdat hij alleen weet hoe hij moet genieten van het gevoel van superioriteit dat gepaard gaat met het zijn van een leider of werker – hij heeft totaal geen begrip van Gods vereisten voor leiders en werkers of van de principes voor het doen van het werk van Gods huis. Hij is gewoon een nietsnut, hij is gewoon tuig en hij is gewoon zwakzinnig. Is het niet misselijkmakend dat zulke verwarde mensen nog steeds willen genieten van de voordelen van status? Wat hebben jullie begrepen van onze ontmaskering van dit soort valse leider? Zodra dit soort persoon leider of werker wordt, wil hij plannen smeden met betrekking tot de offergaven, en zijn zijn ogen strak op de offergaven gericht. Met één blik kun je zien dat hij er al lang naar hunkert om buitensporig geld uit te geven en de offergaven te verkwisten. Nu heeft hij eindelijk zijn kans; hij kan op die manier willekeurig geld uitgeven en Gods offergaven gebruiken zoals hij wil, en genieten van dingen waar hij niet voor heeft gewerkt. Zijn hebzuchtige ware aard wordt zo volledig ontmaskerd. Zien jullie zulke mensen onder de leiders en werkers, vroeger en nu? Ze interpreteren de verantwoordelijkheden en de definitie van leiders en werkers altijd verkeerd, en zodra ze leider of werker worden, beschouwen ze zichzelf als de meester van Gods huis, rekenen ze zichzelf tot de gelederen van de priesters en denken ze dat ze een voornaam persoon zijn. Is dat niet een beetje zwakzinnig? Is het zo dat zodra iemand leider of werker wordt, hij geen verdorven mens meer is? Is het zo dat hij onmiddellijk in een geheiligd persoon verandert? Zodra hij leider wordt, weet hij niet meer wie hij is en denkt hij dat hij van de offergaven zou moeten genieten – zijn zulke mensen niet zwakzinnig? Zulke mensen zijn beslist zwakzinnig, ze hebben geen normale menselijke rede. Zelfs nadat we op deze manier hebben gecommuniceerd, weten ze nog steeds niet wat de plichten en verantwoordelijkheden van leiders en werkers zijn. Er zijn zeker zulke leiders en werkers, en de uitingen van zulke mensen zijn vrij duidelijk en opvallend.
Dit zijn in wezen de uitingen van de diverse soorten valse leiders met betrekking tot het beheer van offergaven. Degenen met ernstigere problemen vallen niet binnen de categorie van valse leiders – dat zijn antichristen. Jullie moeten deze reikwijdte dus goed begrijpen. Als iemand een valse leider is, dan is dat wat hij is – hij kan niet als een antichrist worden gekenmerkt. Antichristen zijn veel gemener dan valse leiders wat betreft menselijkheid, handelingen, uitingen en essentie. De meeste valse leiders hebben een pover kaliber, ze zijn zwakzinnig, het ontbreekt hun aan arbeidsvermogen, hun bevattingsvermogen is verwrongen en ze hebben geen geestelijk begrip, hun karakter is laag, ze zijn egoïstisch en laaghartig, en ze hebben hun hart niet op de juiste plek. Dit zorgt ervoor dat ze niet in staat zijn om werkelijk werk te verrichten met betrekking tot het beheer van offergaven en dit ook niet doen. Dit beïnvloedt het redelijk beheer en het gepast bewaren van offergaven. Een deel van de offergaven valt zelfs in handen van kwaadaardige mensen doordat valse leiders hun verantwoordelijkheden verwaarlozen, geen werkelijk werk doen en niet handelen in overeenstemming met de principes en vereisten van Gods huis – ook dit soort probleem komt vrij vaak voor. De diverse uitingen van valse leiders bij het bewaren van offergaven worden in wezen als volgt ontmaskerd: hun karakter is laag, ze zijn egoïstisch en laaghartig, hun bevattingsvermogen is verwrongen, het ontbreekt hun aan arbeidsvermogen, hun kaliber is pover, ze zoeken totaal niet naar de principes van de waarheid en zijn domme en zwakzinnige mensen. Sommigen zeggen misschien: “We erkennen alle andere uitingen die U hebt ontmaskerd, maar als ze dom en zwakzinnig zijn, hoe konden ze dan leiders worden?” Erkennen jullie dat sommige leiders en werkers dom en zwakzinnig zijn? Bestaan zulke mensen? Sommigen zeggen misschien: “U schat ons te laag in. We zijn allemaal moderne mensen, afgestudeerd aan de universiteit of de middelbare school – we hebben een uitstekend onderscheidingsvermogen met betrekking tot deze maatschappij en de mensheid. Hoe zouden we een zwakzinnig persoon tot onze leider kunnen kiezen? Dat zou onmogelijk kunnen gebeuren!” Wat is daar onmogelijk aan? De meesten van jullie zijn zwakzinnig en jullie intelligentie is ook ontoereikend. Het is dus maar al te gemakkelijk voor jullie om een zwakzinnig persoon als leider te kiezen. Waarom zeg Ik dat de meesten van jullie zwakzinnig zijn? Omdat de meesten van jullie, ongeacht hoeveel jullie hebben ervaren, de essentie van de dingen niet kunnen doorgronden en de principes niet kunnen vatten. Jullie kunnen jarenlang vasthouden aan het louter naleven van regels, waarbij jullie herhaaldelijk dezelfde aanpak volgen zonder deze te veranderen, en daardoor niet in staat zijn de principes te vatten, hoe de waarheid ook met jullie wordt gecommuniceerd. Wat is hier het probleem? Jullie kaliber is te pover. Jullie kunnen de essentie of de wortel van problemen niet doorgronden, en zijn niet in staat de patronen in de ontwikkeling van dingen te vinden, en al helemaal niet om de principes te volgen die bij het handelen horen – dit wordt zwakzinnig genoemd. Hoe lang hebben jullie niet allemaal nodig om de principes te vatten voor zaken die met jullie plichten te maken hebben? Er zijn mensen die al enkele jaren tekstueel werk doen, maar zelfs nu zijn de artikelen en scripts die ze schrijven nog steeds allemaal holle woorden, kunnen ze de principes nog steeds niet vatten en weten ze niet wat werkelijkheid is, of hoe ze iets werkelijks moeten zeggen. Dit getuigt van een te pover kaliber en een te lage intelligentie. Zou het met de intelligentie die jullie bezitten niet maar al te gemakkelijk zijn om een zwakzinnig iemand als leider te kiezen? En jullie zouden hem niet alleen kiezen, jullie zouden ook aan hem gehecht zijn. Wanneer hij ontslagen zou worden, zou je daar tegen zijn. Twee jaar later, wanneer je hem hebt doorzien en begrip hebt gekregen, pas dan zou je onderscheiden dat hij een valse leider was, maar destijds wilde je niet dat hij werd ontslagen, wat je ook werd verteld. Ben je dan niet nog zwakzinniger dan hij? Waarom zeg Ik dat sommige leiders en werkers onvoldoende intelligent zijn? Dat is omdat ze alleen weten hoe ze het eenvoudigste werk moeten doen. Als het om iets ingewikkelder werk gaat, weten ze niet hoe ze het moeten doen. Komen ze een kleine moeilijkheid tegen, dan weten ze niet hoe ze die moeten aanpakken. En als ze een extra taak krijgen, weten ze helemaal niet meer wat ze met zichzelf aan moeten. Is dit geen probleem met hun intelligentie? Worden leiders als deze niet door jullie gekozen? En jullie werpen je vol bewondering voor hen ter aarde: “Zij geloven in God, hebben de zoektocht naar een levenspartner opgegeven en hebben zich meer dan twintig jaar voor God ingezet. Ze hebben de vastberadenheid om te lijden en ze nemen hun werk heel serieus.” “Maar begrijpen ze de principes in hun werk wel?” “Als zij ze niet begrijpen, wie dan wel?” En het blijkt dat hun werk een totale puinhoop is wanneer het wordt geïnspecteerd – ze zijn niet in staat om ook maar iets van het werk uit te voeren. Hun worden de principes voor hun werk verteld, maar ze weten nooit hoe ze het moeten doen. Ze blijven maar vragen stellen en weten niet wat ze moeten doen, tenzij het hun direct wordt verteld. Je kunt net zo goed niets zeggen als hun de principes vertellen; zelfs als de principes één voor één worden opgesomd, weten ze nog steeds niet hoe ze het werk moeten uitvoeren. Zijn er zulke leiders? Hoe de principes hun ook worden verteld, ze begrijpen ze niet en zijn niet in staat het werk uit te voeren. Communiceer met hen of instrueer hen meerdere keren over dezelfde woorden of hetzelfde onderwerp, en nog steeds zullen ze het niet begrijpen, en het probleem zal daarna volledig onopgelost blijven. Ze zullen nog steeds vragen wat ze moeten doen, en het is niet goed als er ook maar één regel wordt weggelaten. Zijn ze niet zwakzinnig? Worden deze zwakzinnige leiders niet door jullie gekozen? (Jawel.) Dat kun je niet ontkennen, toch? Er zijn absoluut zulke leiders.
De diverse uitingen van valse leiders waarover we vandaag hebben gecommuniceerd, hebben voornamelijk te maken met het werk van het beheren van offergaven. Door onze ontmaskering van de diverse uitingen van valse leiders, zouden mensen moeten weten dat het beheren van offergaven een belangrijk stuk werk is voor leiders en werkers, en dat ze het niet over het hoofd mogen zien. Hoewel dit stuk werk van algemene zaken verschilt van ander werk, houdt het verband met de normale uitvoering van het andere werk van Gods huis. Het beheren van offergaven is dus een zeer belangrijk, cruciaal stuk werk. In welk opzicht is het belangrijk? De dingen die bij het beheer van offergaven worden bewaard, behoren God toe – om het ietwat ongepast te zeggen, die dingen zijn Gods persoonlijke eigendom. Leiders en werkers zouden des te meer van ganser harte, gewetensvol en ijverig moeten zijn met betrekking tot dit werk. Als we dit werk bekijken in termen van zijn aard, denk ik niet dat het overdreven is om het onder bestuurlijk werk te scharen. De reden waarom we het in de categorie van bestuurlijk werk plaatsen, is dat het doen van dit werk te maken heeft met de houding van mensen ten opzichte van God en ten opzichte van Zijn bezittingen. Het is dus noodzakelijk dat mensen de juiste houding hebben en de juiste principes begrijpen bij het doen van dit werk. De reden dat we het binnen de categorie van bestuurlijk werk plaatsen, is dat we leiders en werkers willen laten begrijpen dat het erg belangrijk is om dit stuk werk te doen, en dat dit werk een zeer gewichtige opdracht en een zeer zware last is. Het is om hen te laten begrijpen dat ze het niet moeten benaderen als een reguliere, algemene taak. Ze moeten een nauwkeurig en diepgaand besef hebben van het belang van dit werk, en het vervolgens van ganser harte, gewetensvol en ijverig uitvoeren. Mensen kunnen onoplettend zijn tegenover andere mensen – zelfs als er fouten optreden, is dat geen groot probleem. Maar ik spoor mensen aan niet verward te zijn, niet plichtmatig te handelen en niet alleen maar te praten en niets te doen wanneer het gaat om de manier waarop ze God behandelen. Het werk van het beheren van offergaven goed uitvoeren is een belangrijke opdracht van God voor leiders en werkers.
8 mei 2021